94
men volstaan met in den index achter het hoofdwoord, dat eene zaak aan
duidt, eenvoudig achter elkander te plaatsen alle nummers van den inven
taris, waarin deze zaak voorkomt? Bv.
Akademie. II 1007, 1010, 1017—1019, 1031, 1035 enz.
Of is het noodig, door bijvoeging van eene nadere aanduiding (natuurlijk
in den meest beknopten vorm) het verband of den staat, waarin de zaak
voorkomt, nader te omschrijven? Bv.
Akademie. Octrooi. II 1007, 1017. Plaatsing in het groot kapit
telhuis ten Dom. II 1010. Inwijding. II 1017. Eerste
eeuwfeest. II 1018, 1019. Aankoop instrumenten.
II 1031. Beurs Frankendaal. II 1035, enz.
Het behoeft zeker geen betoog, dat tusschen beide systemen een
principieel verschil bestaat, een verschil, van grooten invloed op den arbeid
van den samensteller, maar (wat meer afdoet) van nog grooter invloed op
de bruikbaarheid van den index. Volgt men de eerst aangegeven methode,
dan kan met recht gevraagd worden, hoe weinig een onderzoeker zal
geholpen zijn, wanneer hij in een index achter het woord Akademie
eenvoudig een vijftigtal of meer nummers geplaatst vindt, aangevende,
waar hij feiten kan vinden over de geschiedenis der Akademie, gedurende
een tijdverloop van omtrent twee eeuwen. Tot welk een ongunstig resultaat
eene dergelijke bewerking, in onzen tijd helaas niet zeldzaam, aanleiding
geeft, meen ik in de inleiding reeds voldoende te hebben aangetoond.
Maar zelfs, ook afgescheiden van andere overwegingen, is het reeds
door de vroeger (in 25) vastgestelde bepaling onmogelijk geworden, het
één-woord-systeem in den index door te voeren. In genoemde wordt vast
gesteld, dat de resolutiën, rekeningen, brieven enz. worden geplaatst bij de
namen der colleges, die zij aangaan. Het van zelf sprekend gevolg van
deze bepaling is dus, dat bv. bij Aalmoezenierskamer door een
tweede woord moet aangewezen worden, waar de resolutiën en waar de
andere stukken de kamer betreffende te vinden zijn.
De wijze van indiceeren volgens het één-woord-systeem is dan ook,
waar duidelijkheid als eerste eisch voor een index gesteld wordt, als onvol
doende te verwerpen. Het spreekt echter van zelf, dat in een inventaris
talrijke malen zaken zullen voorkomen, waarbij eene nadere aanduiding
onnoodig is. Daar elke onnoodige uitbreiding van een index streng ver
meden moet worden, behoort de samensteller zich dus steeds de vraag te
stellen, of de nadere aanduiding eener zaak voor het onderzoek nuttig kan zijn.
32. Wanneer zich het geval voordoet, dat de
zelfde zaak op twee of meer plaatsen in een inven
taris voorkomt, maar genoemd met verschillende
namen, moeten deze in den index onder één hoofd-
95
woord vereenigd, en bij de andere namen, dieeven-
eens in de alphabetische volgorde worden opgeno
men, eene verwijzing geplaatst worden.
In 27 werd reeds de meening uitgesproken, dat de vervaardiger
van een inventaris de best bevoegde moet geacht worden, om de voor
komende zaken met den juisten naam aan te duiden. Herhaaldelijk zal
het echter voorkomen, dat voor dezelfde zaak twee of meer even goede
en gangbare namen te gebruiken zijn en daarvoor door een schrijver in
hetzelfde werk ook beurtelings gebruikt worden. Men spreekt nu eens
van de Momboirkamer, op een anderen tijd van de Weeskamer;
met Reglement van Bestuur wordt hetzelfde uitgedrukt als met
Regeeringsreglement; men leest van het verzetten der
Wet, dat hetzelfde beteekent als het vernieuwen der vroed
schap, enz.
Dubbele benamingen kunnen echter ook het gevolg zijn van de
gewoonte, om zaken beurtelings in het Nederlandsch en in eene andere
taal te noemen, welke vreemde benamingen door veelvuldig gebruik soms
zelfs zeker burgerrecht verkregen hebben. Zoo leest men b.v. van een
klooster en ook van een convent, van een vonnis en van
eene sententie, van het Drievoudig verbond en van de
Triple alliantie, enz., met welke beide benamingen steeds dezelfde
zaak bedoeld wordt.
Het is noodzakelijk, dat de samensteller van een index rekening
houdt met al deze afwijkingen, die meermalen voortkomen uit de omstan
digheid, dat de naam eener zaak in den loop van den tijd verandering
heeft ondergaan, maar ook dikwijls alleen hun oorsprong vinden in het
streven, om herhalingen van eenzelfde woord zooveel mogelijk te voor
komen. Dezelfde zaak, hoewel door verschillende namen aangeduid, moet
in den index onder één hoofdwoord vereenigd worden, doch met de be
paalde verplichting, dat de van dit hoofdwoord afwijkende namen ook in
den index worden opgenomen, maar slechts met eene verwijzing naar het
hoofdwoord.
33. Corporatiën en inrichtingen van eiken aard
(kerkgenootschappen, kloosters, gasthuizen, wees
huizen, momboirkamer enz.) worden als zaken be
schouwd, met uitzondering van het geval, dat het
medegedeelde betrekking heeft op het gebouw,
waarin de corporatie of inrichting gevestigd is, en
dat somt ij d s denzelfden naam draagt als de be
heer e n d e corporatie.- In het laatste geval wordt het
1