90 zal het noodzakelijk zijn, om als hoofdwoord een woord te gebruiken, aan welks begrip eene eenigszins ruimere beteekenis te hechten is dan in het onderhavige geval noodig, misschien zelfs wenschelijk is. En nu ligt de mogelijkheid voor de hand, dat men later achter dat gevormde woord ook andere, daarmede gelijksoortige onderwerpen zal gaan plaatsen, ja, als men streng consequent de zaak wil opvatten, ook zou moeten plaatsen. Het gevormde woord Stadsbestuur kan hier als voorbeeld dienst doen. Zooals hierboven bepaald is, komen achter dat gevormde woord de resolutiën (notulen), van wege de verschillende met het hoofdbestuur der stad belaste collegiën gehouden, de ingekomen en de minuten van uitgaande brieven, de requesten bij haar ingekomen enz. Maar hoe verlokkend wordt het nu, om achter dit zoo duidelijk sprekende woord alles te gaan plaatsen, wat verder betreffende de Vroedschap, de Burgemeesteren en Maires, de ambtenaren enz. enz. in den inventaris voorkomt; zij allen toch maakten in zekeren zin deel uit van het bestuur der stad. En door dit alles nu onder een woord te vereenigen, zou ongetwijfeld een geheel gevormd worden, dat zeer doelmatig een beeld zou geven van de Samen stelling en de geschiedenis van het Stadsbestuur in de verloopen eeuwen. Maar hier schuilt nu het groote gevaar, dat men ter wille van het verkrijgen van een goed overzicht, van een schoon geheel, het eigenlijke doel van den arbeid zou gaan vergeten, dat niet is een systematische index, waarin alle gelijksoortige groepen van onderwerpen kunnen en moeten vereenigd worden, maar een alphabetise lie, waarin de Vroedschap, de Burgemeester, de ambtenaren enz. met hunne notulen, brieven, rekeningen enz. elk op hunne alphabetisch juiste plaatsen moeten gevonden kunnen worden. Eenmaal op den weg der systematiek afgedwaald, een gevaarlijke weg, omdat zij voor den samensteller van een index ongetwijfeld een wetenschappelijk schooner veld te bearbeiden geeft dan het dorre en prozaïsche alphabetische terrein, is het einde niet te zien. Daar het vaststaat, dat een alphabetische index met een systematische nooit te vereenigen is, moet bij het samenstellen van de eerste elk denkbeeld van systematiek streng geweerd worden en dit te eerder, wanneer een index gemaakt wordt op een archief-inventaris, die zelf reeds systematisch is bewerkt. Een index mag geen terugslag zijn op een inventaris, maar moet eenvoudig een wegwijzer en klapper zijn van hetgeen daarin te vinden is. 29. Het samenvoegen van zaken onder één hoofd woord is in den regel niet wenschel ij k. Alleen voor zaken, die door hunnen aard gelijksoortig, maar daarbij ook in hunne aanduiding gelijknamig z ij n, is samenvoe- 91 ging onder één hoofdwoord mogelijk, zelfs in enkele gevallen noodzakelijk. Het karakter van klaren eenvoud, dat een index nimmer verliezen mag, verbiedt elke ingewikkelde inkleeding en elke samenvoeging van zaken, die den onderzoeker kan noodzaken, om te gaan overleggen, onder welk woord eene door hem gezochte zaak ondergebracht zou kunnen zijn. Men zou b.v. kunnen uitgaan van de gedachte, om groepen van gelijksoortige zaken onder één algemeen hoofdwoord te vereenigen, en om de onderdeden van zulk eene algemeene zaak daarna elk afzonderlijk (weder alphabetisch) onder dat hoofdwoord te plaatsen b.v. onder Ambtenaren: Kameraar, Schutmeester, Secretaris, Thesaurier enz. Belastingen: Accijnsen, Dienstbodengeld, Generale middelen, Straatgeld, enz. Onderwijs: Akademie, Hieronymusschool, Parochiescholen enz. De samenstelling van een index op deze wijze is echter beslist te verwerpener zou door zulk eene behandeling te veel gegeneraliseerd moeten worden, het zou den onderzoeker noodeloos lastig gemaakt worden terwijl de index het karakter van eenvoud en duidelijkheid zou verliezen. Om hiervan het bewijs te leveren, kan het woord „Ambtenaar" als voor beeld dienen. Het samenvatten onder dit hoofdwoord van alle personen in den dienst eener gemeente is weder aanlokkelijk en zou in zeker opzicht eene gelukkige gedachte genoemd kunnen wordenwant de daardoor verkregen lijst zou een duidelijk overzicht kunnen geven van het geheele personeel, dat in den loop der eeuwen aan het bestuur eener stad verbonden was. Maar daargelaten de vraag, of men hier, ter wille van een schoon geheel, zich niet gaat begeven op den weg van een systematic chen index, ook nog daargelaten, dat bij consequente doorvoering der gedachte, een groot deel van den inventaris van een gemeente-archief gevoegelijk achter het woord „Ambtenaren" eene plaats zou kunnen vinden (men denke slechts aan de talrijke bemoeiingen van den kameraar en den thesaurier), schuilt hier eene andere, eene grootere moeielijkheid. W i e waren in de vorige eeuwen, in den striktsten zin van het woord, ambtenaren eener gemeente? Kan en mag men daaronder verstaan alle personen, door het stadbestuur benoemd, of die in eenigen tak van gemeentedienst werkzaam waren of die van wege de stad een salaris ontvingen? Dit ware moeielijk vol te houden. Professoren en predikanten werden, te Utrecht althans, door de Vroedschap benoemd en ontvingen van de stad, althans ge deeltelijk, hun salaris; algemeen bekend is het schippersambt der veren, dikwijls vergund aan personen uit de voornaamste kringen, of somtijds Zie over dergelijk systeem: F. von Löher, Archivlehre. S. 394.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1909 | | pagina 24