84 woorden, die de zaken aanduiden, van alles overheerschenden invloed is op de bruikbaarheid en volledigheid van een index. Om de keuze op de best mogelijke wijze te kunnen doen, moet de vervaardiger trachten een juist inzicht te krijgen in de historische beteekenis van den inhoud van elk nummer van den inventaris, of van elke mededeeling in een historisch werk, waarop een index door hem samengesteld zal wordenhij moet zich daarbij steeds de vraag stellen, wat in dat nummer of in die mede deeling voorkomt, dat te eeniger tijd voor het historisch onderzoek, in den uitgebreidsten zin genomen, van belang zal kunnen zijn. Het spreekt van zelf, dat de samensteller zich daarbij heeft te plaatsen op een volkomen neutraal standpunt, en dat de meerdere of mindere waarde, welke hij persoonlijk aan het een of ander onderwerp hecht, daarbij niet van invloed wezen mag. 23. Niet alt ij d zal de hoofdgedachte in een num mer van een archief-inventaris eene zaak betreffen; ook een persoon of eene plaats kan daarvoor in aan merking komen. In die gevallen wordt de index van zaken voorbijgegaan, tenzij de handeling, waarover in het betrokken nummer sprake is, aanleiding geeft, om op andere wijze er in den index van zaken melding van te maken. Meermalen zal het voorkomen, dat de eigenlijke zaak, waarover in een nummer van een archief-inventaris gehandeld wordt, in ondergeschikte ver houding staat tot de personen of de plaatsen, in het nummer genoemd, en daardoor ook van te weinig bepaalde beteekenis is, om als de hoofd gedachte van het nummer beschouwd te worden. Ik zal dit met een paar voorbeelden toelichten. In de beschrijving van het archief eener Momboir- kamer zullen talrijke malen voorkomen nummers van ongeveer dezen inhoud: „Stukken betreffende het beheer van de erfportie, door J. B. nagelaten aan zijne erven D. B. en L. B." Strikt genomen is in deze omschrijving het onderwerp, de zaak, de erfportie, en zou dus ook de hoofdgedachte voor den index door dit woord het best worden aange duid. Maar toch kan dit woord in dit geval niet als hoofdwoord in aanmerking komenhet is daarvoor van te weinig bepaalde beteekenishet is toch niet te denken, dat ooit iemand eene studie zal wenschen te onder nemen over eene verzameling erfportiesmogelijk is het, dat men over de wijze van het beheer daarvan in het algemeen iets zal willen weten doch hiervoor zal men van zelf het archief der Momboirkamer gaan raad plegen, welke speciaal met het beheer van erfporties belast was. En om den onderzoeker met die bron bekend te maken, kan inderdaad, wanneer men dit wenschelijk oordeelt, in den index van zaken, in algemeene be- 85 teekenis, het woord erfporties opgenomen worden, en daarbij eene verwijzing geplaatst naar het woord Momboirkamer, achter welk woord dan de aan wijzing volgt: „Beheer overerfporties", met de nummers van den inventaris, die daarop betrekking hebben. Als hoofdzaak in de bovengedachte omschrij ving blijven echter over de personen, nam. hij, die de nalatenschap naliet, en zij, aan wie de nalatenschap is aangekomen. In dit geval komen dus alleen de namen der personen in aanmerking, om in den index van persoons namen te worden opgenomen. Hetzelfde doet zich in anderen vorm voor in andere gevallen, zooals in een nummer van den Utrechtschen archief-inventaris, luidende: „Conditiën betreffende de verhuring van het Maliehuis." Ook hierin is de eigenlijke zaak, de verhuring, van te weinig bepaalde beteekenis, om als hoofdwoord opgenomen te worden. In dit geval wordt dus het nummer geindiceerd in den index van plaats namen op het woord Maliehuis. 24. Men kan niet volstaan met uit een nummer van een inventaris ééne zaak in den index te ver melden en het daar verder voorkomende voorbij gaan; maar alle zaken, die in een nummer voorkomen en als eene hoofdgedachte in aanmerking kunnen komen, moeten in den index worden opgenomen. Meermalen komt het voor, dat in een nummer van een inventaris twee of meer zaken, hetzij gecombineerd, hetzij afzonderlijk genoemd, voorkomen. Als voorbeeld diene het volgende. In 1536/37 zijn de stads grachten van Utrecht verbeterdhet dossier, dat de stukken bevat op deze zaak betrekking hebbende, wordt in den inventaris aldus beschreven „Opmeting van de lengte der stadsgrachten en lijsten van de godshuizen, kloosters, gasthuizen en dorpen in het sticht, die gecontribueerd hebben aan het verbeteren daarvan". In dit nummer zijn de stadsgrachten van Utrecht de hoofdgedachte; ze zijn opgemeten en verbeterd. Maar ook voor de inrichtingen, die gecontribueerd hebben voor die verbetering, is hier een stuk geschiedenis aanwezig; ook de namen godshuizen, kloosters, gasthuizen en dorpen in het sticht worden dus in den index van zaken opgenomen, met de vermelding in korte woorden, dat zij aan de verbetering der stadsgrachten aandeel hebben gehad. Nog een voor beeld van jongeren datum. De patentwet van 1805 trachtte uit alle zaken munt te slaanzoo werd ook voor het verleenen van alle consenten betaling gevorderd. Hieromtrent komt in het 3e deel van den inventaris voor: „Lijsten van consenten tot het dragen van haarpoeder en tot openbare vermakelijkheden en de jacht". Het spreekt van zelf, dat elke van deze drie liefhebberijen in den index vermeld moet worden.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1909 | | pagina 21