76 zelfden persoon op eene andere plaats in het te indi- ceeren werk in het Hollandsch voorkomt. De gewoonte, voornamelijk gedurende de 16e en 17e eeuw in zwang, om familienamen door toevoeging van eenen Latijnschen uitgang met een tint van deftigheid of geleerdheid te omgeven, is oorzaak, dat in verschil lende stukken uit dien tijd dezelfde familienaam in twee vormen voorkomt: Van Buchell en Buchelius, Voet en Voetius, Burman en Burmannus. Voor de eenvormigheid is het gewenscht, deze namen tot hunnen oorspronkelijken vorm terug te brengen. Zoo noodig, kan ook de naam met den Latijnschen uitgang in den index worden opgenomen en daarbij eene verwijzing aangebracht. Het spreekt van zelf, dat familie namen, die door de eeuwen heen hunnen Latijnschen uitgang behouden hebben (Brouerius, Heynsius, Stratenus), onverkort behooren opgenomen te worden. Eene andere, minder algemeen voorkomende gewoonte was, om den geheelen Hollandschen naam in het Latijn of in eene andere taal over te brengen, b.v. Bisschop in Episcopius, De Visscher in Pisca- tor, De Wit in Albinus, Van den Bosch in Dubois, De Bruyn in Brown enz. In het algemeen zijn de dragers dier vertaalde namen daaronder ook algemeen bekend geworden en gebleven, en in zeer vele gevallen is die naam bij hen en hunne kinderen ook als familie naam steeds in gebruik gebleven. Hier is het dus gewenscht, deze in vreemde taal overgebrachte namen als de eigenlijke familienamen te beschouwen en in dien vorm in den index op te nemen, tenzij de naam van denzelfden persoon elders in het te indiceeren werk in het Hollandsch voorkomt. In het laatste geval is opneming van beide namen in den index een vereischtebij den naam in de vreemde taal wordt dan eene verwijzing naar den Hollandschen aangebracht. 15. Achter eiken persoonsnaam wordt geplaatst het jaartal, dat vermeld wordt in het nummer van den inven taris, waarin de naam van den persoon voorkomt. De beschrijvingen in archief inventarissen zijn in den regel gedateerd, d.w.z. het jaar, waarop het in het nummer omschreven feit plaats had, wordt (op zeer enkele uitzonderingen na) achter (bij regestenlijsten boven) het nummer vermelddit jaartal wordt geplaatst achter de persoonsnamen, die uit dit nummer in den index worden opgenomen. De vermelding van dit jaartal heeft groot nut. Niet alleen dat het ongeveer den tijd aangeeft, wanneer de vermelde persoon geleefd heeftmaar het geeft ook dan wel kome inlichting, wanneer twee personen met gelijke familie- en voornamen voorkomen, die in verschillende perioden geleefd hebbenhet bijgevoegde 77 jaartal geeft dan inlichting, welke van de twee de persoon is, die door een onderzoeker gezocht wordt. Komt eenzelfde persoon in twee num mers van den inventaris met verschillend jaartal voor, dan worden beide jaartallen achter zijn naam geplaatst (b.v. 1648, 1662); komt hij in drie of meer nummers met verschillend jaartal voor, dan wordt het eerste en laatste jaartal achter zijn naam vermeld (b.v. 1648 1672). Meermalen zal het geval zich voordoen, dat de naam van een reeds overleden persoon in een nummer van den inventaris voorkomt met een of meer bijgevoegde jaartallen na zijn overlijden (o.a. de namen van erf laters in het archief der Momboirkamer). In dat geval wordt het jaartal of de jaartallen in den index achter den naam geplaatst, maar voorafgegaan door een Latijnsch kruis tusschen parenthesen (b.v. (f) 1740 1758). In geval de naam van een persoon voorkomt met een jaartal gedurende zijn leven en in hetzelfde verband of op eene andere plaats met een jaartal na zijn overlijden, dan wordt alleen voor het laatste jaartal een (f) geplaatst (b.v. 1692—(f) 1748). Het spreekt van zelf, dat hier alleen aan het geval gedacht wordt, dat het feit van iemands overlijden uit het verband zelf van den tekst van het te indiceeren werk is op te makenspeciale onder zoekingen naar iemands overlijden zijn voor den samensteller van den index natuurlijk buitengesloten. §16. Het alphabetiseeren van persoonsnamen geschiedt volgens de regelen: a. Nederlandsche familienamen zijn te alphabetiseeren op den klank af, volgens deuitspraakjletters, die niet wor den uitgesproken, zijn als niet geschreven te beschouwen. b. Buiten landsche familienamen zijn te alphabetiseeren volgens de oorspronkelijke spelling, zoo deze met zeker heid blijkt; waar zij niet bekend is, volgens de meest voor komende spelling. c. Voornamen zijn te alphabetiseeren volgens de meest voorkomende s p e 1 w ij z e, en met inachtneming van het b e- paalde sub a. Het in deze omschrevene is een (eenigszins gewijzigd) uittreksel uit 82 van de Handleiding, welke paragraaph handelt over de wijze van alphabetiseeren van persoonsnamen. Het gemakkelijkst en minst om slachtig ware ongetwijfeld geweest, wanneer voor deze materie eenvoudig naar die paragraaph had kunnen verwezen worden. Maar daartegen deden zich bezwaren opspeciaal het daar sub e bepaalde kon hier niet over genomen worden, en deze uitsluiting is van overwegenden invloed op het geheele systeem van alphabetiseerenik zal de reden daarvan trachten toe te lichten.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1909 | | pagina 17