66 nog voorkomende als Wttenbogaert), Wttewael en dergelijke, blijvend tot één woord samengevoegd, worden deze bij de letter U of bij de Uu (als uitspraak van de middeleeuwsche letter W) opgenomenbij de middeleeuwsche namen Bogaert, Wael enz. wordt door eene verwijzing hierop de aandacht gevestigd. 5. De namen van keizers, koningen, regeerende keizerinnen en koninginnen en pausen worden geplaatst op de namen, waaronder zij in de geschiedenis bekend zijn. (B.v. Karei V, keizer van Duitschland. 1546. Lodewijk XIV, koning van Frankrijk. 1672. Peter I de Qroote, tsaar van Rusland. 1710. Lodewijk Napoleon, koning van Holland. 1807. Elisabeth, koningin van Engeland. 1587. Gregorius XIII, paus. 1580.) De hier aangegeven methode ligt stellig het meest voor de hand keizers, koningen en pausen zijn in het algemeen het meest bekend onder hunne voor- of regeeringsnamen. Door het doen plaatsen van die namen op de tijdens hunne regeering geslagen munten en penningen, hebben zij zeiven aan die namen een officiëelen voorrang toegekend, terwijl ook de geschiedschrijvers van alle tijden hunne daden en eigenschappen onder die namen hebben beschreven. Plaatsing op hunne familienamen (Habs- burg, Bourbon, Stuart enz.) is ongewenscht, omdat deze namen in den loop der tijden in onbruik zijn geraaktterwijl plaatsing op de namen der landen, waarover zij regeerden, niet altijd mogelijk is: Karei V was heer der Nederlanden, koning van Spanje en keizer van Duitschland. Voor de pausen is het gewenscht, met het oog op hun exceptioneel karakter als hoofden eener algemeene kerk, welke op zich zelf eene geschiedenis heeft, ook het hoofdwoord Pausen in den index van zaken op te nemen en daarachter te plaatsen eene verwijzing naar de namen der pausen, die in den index van persoonsnamen voorkomen. Als geen index van zaken wordt samengesteld, kan dit in den index van persoons namen zelf geschieden. Hoewel in een der volgende paragraphen bepaald wordt, dat de naam van eene gehuwde vrouw geplaatst wordt op den naam van haren man, moet voor regeerende vrouwen hierop natuurlijk eene uitzondering gemaakt worden. Hoewel gehuwd, waren zij persoonlijk toch het hoofd van den staat en moeten dus ook als hoofdpersonen erkend worden. 6. De namen van graven, hertogen, prinsen, bis schoppen en dergelijke lagere regeeringspersonen worden in den index geplaatst op den naam van het graafschap, 67 het hertogdom, het bisdom enz., waarover zij de regeering voerden of waarmede hun naam vereenzelvigd was. In zekeren zin kan deze bepaling geacht worden in strijd te zijn met het in de vorige vastgestelde; in de middeleeuwen en ook nog in lateren tijd waren graven, hertogen, bisschoppen enz. in zekeren zin toch even goed regeeringshoofden als keizers, koningen en pausen, en bestaat er dus alle reden, om dezen op dezelfde wijze te indiceeren. De bewering heeft eenigen grondmaar bij eenige overeenkomst tusschen de beide Categorieën van personen is er toch ook belangrijk verschil. Keizers en koningen waren zelfstandige regeerders, die hunne hooge positie verkregen krachtens erfopvolging of door keuze van het volk (Polen), zonder dat voor de aanvaarding daarvan de goedkeuring van een boven hen geplaatste autoriteit vereischt werd. Graven en hertogen daarentegen waren in de meeste gevallen leenmannen en moesten, wanneer zij door versterf of langs anderen weg hoofden werden van hun graafschap of hertogdom, door den leenheer, keizer of koning daarin bevestigd worden. Nu zijn er stellig gevallen aan te wijzen, dat öf de beleening niet werd aangevraagd öf de bevestiging daarin niet verkregen, (bekend is het, dat vele Hollandsche graven nooit de beleening van den keizer gevraagd hebben)maar dit verandert toch weinig aan het aangevoerde argument, dat wij bij deze personen niet te doen hebben met geheel zelfstandige regeerders. Hetzelfde verschil doet zich voor tusschen een paus en een bisschopde eerste, door het conclave gekozen, werd alleen door die keuze hoofd der kerk; een bisschop, door het kapittel van het bisdom gekozen, voerde den titel van elect, totdat de op hem uitgebrachte keuze door den paus bevestigd was. Toch is het niet voornamelijk deze theoretische beschouwing, die geleid heeft tot het stellen van bovenstaande bepaling; praktische eischen spreken daarvoor luider. In het historisch spraakgebruik is het algemeen regel, om personen, die aan het hoofd stonden van graafschappen, hertog dommen, bisdommen enz., te noemen met hun voornaam, verbonden met den naam van de landstreek, waarover zij het bewind voerden. Zoo spreekt men van graaf Dirk van Holland, van Johan hertog van Lotharingen, van Hendrik bastaard van Brederode, van bisschop Wicbold van Keulen enz. enz. Deze gewoonte heeft gewis haar ontstaan te danken aan dezelfde omstandigheid, waardoor het patronymicum bij burgerlijke namen ontstond de behoefte, om door eene nadere benaming den aangeduiden persoon van anderen, die denzelfden voornaam droegen, te onderscheiden. Het is dus gewenscht, dit eeuwenoude gebruik eerbiedigende, deze namen te Wel kotnen op dezen regel enkele malen uitzonderingen voor, b.v. met Floris V, Karei den Stoute, prins Maurits enz.; maar deze betreffen alleen enkele, zéér algemeen bekende personen.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1909 | | pagina 12