282
aan ons voorgedragen, alsmede nog uyt UE. mesive gesr. uyt Den Briel
in dato den 7 Junij 1728 gedateert en daar in als nog gesien ende
verstaan, dat UEd. Agtbaarheden versoeckt vijsie uyt onse oude geschriften,
regten en privilegiën, dienende tot eenige voorregten van den lande
van Oostvooren ende stadt Qoereede. Ende dewil wij Borgemren
en Scheepenen al eenige moeylijkheden hebbe gehaadt om het regt en
previlegie te onderhouden en voor te staan, soo in het presenteeren der
requesten van onse voorregten, gegeven in de previlegie en vertoont aan
haar Ed. Mog. de Heere Staaten etc., het wel zeer veel kosten en
moeyelijkheeden heeft gebaart, vinde wij Borgemren en Scheepenen goedt
onse schriften en previlegiën te houden en bewaren, en geen vijsie daarvan
te geven, hetwelk UE. Ed.Agtbr niet qualijk cunt nemen.
Versoeke instantelijk dat UE. Ed.Agtbr ons hier over niet meer
moeyelijk en valt. Waarop ons sullen verlaten en blijve en wense UE.
in de bescherming Godes. Gesr. op ons raathuys der steede Goedereede
den 9 Junij 1728.
Ende is deze bij ons ondergesr. geteekent, Cornelis Ariense Witte,
Cornelis Pieterse Emaus, Aren Corn. Boogertman, Hendrick Aleman,
Corn. Corn. Witte, C. Kole, Klaas Komtebedde, Dirck Klase Berkel.
Het boek van Van Alkemade en Van der Schelling kwam in 1729
uit. Hoewel van de weigering van Goedereede hierin niet wordt gesproken,
blijkt dl. II bl. 167 toch, dat de schrijvers zich met tweedehandsmede-
deelingen hebben moeten vergenoegen.
P. G. B.
Zorg voor archiefstukken. Den 27sten Juli 1813 werden op
de Groote Markt te Rotterdam een menigte papieren te koop gepresenteerd,
die deel uitmaakten van het archief van het vroegere Staatsbestuur, in het
bijzonder van dat van den fiscaal-generaal Oldenbarnevelt genaamd Tulling.
Al deze dokumenten werden nog denzelfden dag door de politie in beslag
genomen en aan Eymard, een der politie-ambtenaren, werd een onderzoek
naar de herkomst opgedragen. Deze vernam van een neef van Olden
barnevelt, die zelf reeds overleden was, dat deze papieren, als zijnde van
geen belang, aan een papierfabrikant in Den Haag ter vernietiging waren
afgedragen. De laatste evenwel had, wat ruim van geweten zijnde, de ver
nietiging achterwege gelaten en ze op de markt gebracht met het bekende
gevolg.
Langestraat, de commissaris van politie, die de papieren in beslag
had genomen, was nu eenigszins met de zaak verlegen. Hij wist niet,
waar hij de stukken laten zou, noch of een nader onderzoek bij den
Haagschen papierfabrikant moest worden ingesteld en of deze, als de
papieren werkelijk van geen belang waren, niet tot de vernietiging
283
daarvan gedwongen moest worden. Hij vroeg hieromtrent nadere instructies
aan den commissaris-generaal der politie te Rotterdam in een schrijven,
dat onlangs afgedrukt werd in de „Quaestiunculae historicae" 1908, bl. 136.
Het bijbehoorende antwoord evenwel was daar niet opgenomen en
het komt mij daarom gewenscht voor het alsnog in ons daarvoor bij
uitstek in aanmerking komende tijdschrift mede te deelen.
Het luidt als volgt:
No. 4933. 19 Aoüt, a Mr. Langestraat,
Commissaire de Police a Rotterdam.
M. Ie Directeur Général a qui j'ai donné connaissance, Monsieur, de
la saisie que vous avez faite de plusieurs papiers ayant appartenu aux
archives de l'ancien Gouvernement de ce pays, ayant désiré que recherche
fut faite des autres pièces de même nature qui pourraient exister chez des
particuliers afin d'être examinées, j'ai fait adresser des reclamations auprès
du propiétaire du moulin a papier qui a vendu celles trouvées sur la
brouette du juif Cohen. Cet individu a déclaré avoir vendu toutes celles
qu'il avait, au juif précité ainsi qu'a un autre juif dont le nom est inconnu,
mais que le premier pourra indiquer.
Veuillez, Monsieur, recueillir les renseignemens nécessaires et opérer
Ia saisie de tous les autres papiers de même nature dont vous apprendrez
l'existence.
(Register van uitgaande missiven van den commissaris-generaal der
politie in het Departement der Monden van de Maas, gemerkt E, berustende
in het archief der gemeente Rotterdam.)
Hoe groot de verdere vangst geweest is en waar de stukken gebleven
zijn, wordt evenwel niet vermelddoor den loop der gebeurtenissen zal
deze papieren-kwestie al spoedig in het vergeetboek geraakt zijn.
E. W.
Boekbespreking.
Dr. K. Heeringa. Het Oud-archief der gemeente Schiedam.
Schiedam, Gebr. v. Noortwijk. 1908.
Het verschijnen van een archiefinventaris is ook in den kring der
gemeentearchivarissen nog zulk een zeldzame gebeurtenis, dat men er met
reden verheugd om wezen mag. En dat te meer, nu zoo langzamerhand
die inventarissen moeten gaan komen, voor welker samenstelling men
partij heeft kunnen trekken van de raadgevingen der Handleiding.
Hun deugdelijkheid toch kan tevens een toetsteen worden voor de hare.
Twee redenen voor één om met bijzondere belangstelling kennis te nemen