260 te Arnhemtot lid en plaatsvervangend voorzitter in de tiendcommissie in het zevende tienddistrict, standplaats Middelburg: mr. R. Fruin Th.Azn., rijksarchivaris te Middelburg. Bij Kon. besluit van 13 Januari 1909 is toestemming verleend aan Th. Morren, te 's Gravenhage, commies bij het Rijksarchief, tot het aan nemen der versierselen van ridder 3de klasse der orde van St. Anna van Rusland, hem door Zijne Majesteit den Keizer aller Russen geschonken. Op de vergaderingen der rijksarchivarissen, ge houden 13 October, 15, 16 en 17 December 1908 en 26 en 27 Januari 1909, werd behandeld het ontwerp van wet tot regeling van het archief wezen, dat door de Vereeniging van archivarissen in Nederland bij den Minister van Binnenlandsche Zaken was ingediend. Besloten werd, nadat in het ontwerp eenige wijzigingen waren aangebracht, den Minister te verzoeken, den Algemeenen rijksarchivaris machtiging te verleenen, het gewijzigd wetsontwerp met de daarbij behoorende memorie van toelichting en andere bijlagen te publiceeren, op zoodanige wijze als den Minister wenschelijk zal voorkomen. Vernietiging van archiefstukken. Door den Minister van Binnenlandsche Zaken is, onder dagteekening van 5 Februari 1909 en als vervolg op zijne circulaire van 27 October 1908, het volgende schrijven aan Gedeputeerde Staten gericht „Naar aanleiding van een schrijven van den Voorzitter van Gedepu teerde Staten van Noordholland, waarbij mij is bericht, dat door enkele gemeentebesturen de vraag is gedaan, of alle stukken, betrekking hebbende op de schutterij, als inschrijvingsstaten, algemeene rol, numerieke staten enz., dienen te worden bewaard, aangezien omtrent de schutterij niets vermeld staat in de lijst, welke gevoegd was bij mijn nevenvermeld schrijven, heb ik de eer U te verzoeken door middel van het Provinciaal blad ter kennis van de gemeentebesturen te brengen, onder verwijzing naar mijne circulaire van 27 October 1908, no. 2720, afd. K. W., dat er bij mij geen bezwaar bestaat om over te gaan tot de vernietiging van de navolgende stukken, die gedurende de jaren 1815 1907 ter uitvoering van de wetten van 27 Februari 1815 (Stbl. no. 20) en 11 April 1827 (Stbl. no. 17), betrekkelijk de dienstdoende en rustende schutterijen zijn opgemaakt en in de gemeente-archieven nog kunnen aanwezig zijn, als 1. Inschrijvingsregisters. 2. Alphabetische naamlijst op de inschrijvingsregisters. 3. Registers van ambtshalve ingeschreven personen. 261 4. Lotingsregisters. 5. Algemeene en bijzondere rollen. 6. Uittreksels uit de registers van den burgerlijken stand, afgegeven ten dienste der schutterij. 7. Alphabetische lijsten van geborenen aangelegd ten dienste der schutterij. 8. Verslagen met bijlagen van de schutterij-commissiën. 9. Stukken betreffende de toelating als nummerverwisselaar of als vrijwilliger, en die betreffende het verkrijgen van vrijstelling van den dienst wegens broederdienst of om andere redenen. 10. Registers van vrijwilligers. 11. Register van geneeskundige onderzoekingen. 12. Rollen van ingelijfden, behoorende tot den len, 2en of 3en ban. 13. Signalementlijsten. 14. Renseignementen betreffende schutterplichtigen. 15. Minuten van opgaven der aan het contingent ontbrekende schutters, van staten houdende gegevens omtrent ingelijfde schutters, van naamlijsten der actieve schutters en van hen, die naar de reserve overgaan, van mutatie-staten, van sterkte-staten, van staten van hen, die bij het leger gediend hebben, van voordrachten tot benoeming en ontslag van officieren, van staten en rapporten van verrichte werkzaamheden, van situatielijsten, van staten van verantwoording van wapenen en ledergoed, en van declaratiën wegens voorgeschoten gelden ter zake van gepresteerden garnizoensdienst. De Minister van Binnenlandsche Zaken, Voor den Minister, De Secretaris-Oeneraal, (w. g.) J. B. KAN". Staatsbegrooting voor 190 9. Bij de beraadslaging over de Vide afdeeling (Kunsten en wetenschappen) in het algemeen, sprak de heer de Stuers o. a. het volgende „Een korte opmerking aangaande de werkzaamheden der archivarissen, en speciaal van de rijksarchivarissen in de provinciën. De Kamer heeft in haar Voorloopig verslag de aandacht van den Minister er op gevestigd, dat in de instructie van die ambtenaren vermeld staat, dat zij geen ambten, betrekkingen of bedieningen mogen aanvaarden zonder machtiging, en er is op gewezen, dat niet alleen meer malen die machtiging wel wat gemakkelijk wordt gegeven, maar ook dat de Regeering zelf aan die archivarissen soms andere betrekkingen pleegt Er stond: gebouwen. Verbeterd bij schrijven van 10 Febr. 1909, no. 374 afdeeling K. W.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1908 | | pagina 44