252
Duitschen ridder in de middeleeuwen er uitzag, zooveel mogelijk aan
gevende wanneer en waar een zeker onderdeel het eerst voorkomt. Een
studie van Heinrich Werner over de geboorte-standen in de Middel-
eeuwsche kerk vormt den inhoud van het Juli-nummer; er zijn altijd
adellijke, ja zelfs „freiherrliche" kloosters geweest, en volgens schrijver
is het opkomen der begijnen het gevolg van het niet toegankelijk zijn der
vrouwen-kloosters voor haar, die geen geld hadden zich te kunnen inkoopen,
voor de burgerdochters dus. In de dubbele zomeraflevering bespreekt F.
Roth de nieuwe uitgaven over de hervorming in Oost- en Noordduitschland
en aangrenzende landen, terwijl Georg Arndt naar aanleiding van een in
het stedelijk archief van Halberstadt aanwezigen inventaris het vermogen
van een Halberstadter burger in de 15e eeuw beschrijft; o.a. behoorde
er toe een tafellaken, dat uit de Nederlanden afkomstig was. Het No-
vember-nummer eindelijk bevat de voordracht, door E. Haenel op het
internationale congres voor historische wetenschappen te Berlijn gehouden
over de historische wapenkunde als onderdeel der kuituurgeschiedenis.
In de Mededeelingen komt Dr. Armin Tille op tegen het openbaar
maken van onrijpe plaatsgeschiedenissen, maar wekt daartegen de weten
schappelijke geschiedschrijvers op tot het opleiden van geschoolde schrijvers
van zulke geschiedenissen.
Van 15—17 (stilo novo 28—30) April 1908 is te Riga de eerste
„Baltische Historikertag" gehouden, die echter bijna niets anders gaf dan
plannen, door verscheidene der leden opgeworpen; over den toestand der
archieven in Lijfland werd er een rapport uitgebracht. Het blijkt, dat de
stedelijke archieven te Riga, Reval, Pernau en Dorpat onder wetenschap
pelijke leiding staan en er te Riga bovendien een verzameldepot voor Lijf
land ismen klaagt echter over het Zweedsche archief, dat te Reval onder
het tegenwoordige provinciale gouvernement berust. Het „Vorarlberger
Landesarchiv" te Bregenz heeft een nieuwe verordening gekregen; hierbij
zullen achtereenvolgens alle archieven der aan het rijk ondergeschikte be
ambten worden ingelijfd, terwijl ook moeite zal gedaan worden de archieven
van gemeenten en particulieren te verkrijgen, bij gevaar van vernietiging
of verhuizing zelfs door koop. Het medenemen der archiefstukken naar
huis is niet toegelatendaarentegen wel de verzending naar andere weten
schappelijke instellingen.
Korrespondenzblatt des Gesammtvereins der deutschen Geschichts-
und Altertumsvereine. Jahrgang 1908, no. 512. Berlin, Mittler und Sohn.
Op de vergadering der bovengenoemde vereeniging, in September 1907
te Mannheim gehouden, sprak Dr. Wolfram, de Metzsche archivaris, over
graaf Hans Georg van de Palz, iemand vol idealen, die van 1543 tot
1592 leefde, en die aan de Hollandsche calvinisten een schuilplaats ver-
253
schafteeen korte inhoudsopgave is in het 5e en 6e nummer opgenomen.
In het volgende een opstel van Prof. Dr. K. Reuschel over de nieuwe
geschriften met betrekking op de volkenkunde. Van de verdere nummers
is alleen het laatste belangrijk, maar dan ook zeer belangrijk, daar het de
notulen van den te Lübeck gehouden „Archivtag" bevat. In de eerste plaats
heeft daar de stemming plaats gegrepen over de reeds meer genoemde
stellingen betreffende het verzenden van archiefstukken van Dr. Striedinger,
met dat gevolg, dat zijn eerste stelling, die inhield dat de verzending boven
bedoeld nadeelen voor den dienst en de geschiedvorsching met zich brengt,
verworpen is, de andere met enkele kleine wijzigingen zijn aangenomen.
Naar aanleiding van zijne desbetreffende studiën sprak Dr. Lulvès over
het beheer der Italiaansche Staatsarchieven gedurende de laatste eeuw. Onder
Murat is de eerste stoot gegeven voor de regeling van het Napelsche archief
en in denzelfden tijd liet Eugène de Beauharnais, onderkoning van Italië
en aangenomen zoon van Napoleon, alle kleine Venetiaansche archiefjes,
310 in getal, in een groot archiefdepot samenbrengen, terwijl de Tos-
caansche archieven te Florence reeds lang vóór 1800 voor het publiek
toegankelijk en geregeld zijn geweest. De spreker gaat daarna de decreten
over het archiefwezen van 1875 en 1902 na, de archiefverzorging en de
stelling der beambten. Waar in ons Archievenblad de openstelling van
de archieven voor genealogische onderzoekingen een twistpunt heeft
uitgemaakt, is het zeker niet van belang ontbloot te weten, dat dit onder
werp ook in Duitschland naar voren treedt en dat dan ook Dr. Hagedorn,
onze Hamburgsche collega, op de vergadering heeft medegedeeld, hoe
in Hamburg die familie-onderzoekingen worden behandeld, ook in verband
met de in 1905 te Bamberg gehouden voordracht van Dr. Overman
uit Erfurt; de hoofdbepaling is wel, dat alleen onderzoekingen worden
toegelaten, wanneer er wordt aangetoond dat de vrager tot die familie
behoort of dat hij belang bij het onderzoek heeft, en dat bovendien in het
algemeen het onderzoek niet door den aanvrager zelf gebeuren kan, maar het
tegen een retributie door de archiefambtenaren moet geschieden. Dit laatste is
bepaald, omdat het noodig is, dat de beambten altijd de kerkregisters ter
beschikking moeten hebben, omdat de leeskamer ver van de plaats dier
registers af ligt en klein is, en ook (wat hij het eerst noemt), omdat men
noodig vindt, censuur op het onderzoek uit te oefenen. Of deze reden en de
meening dat de genealogie geen wetenschap is, bij ons zou opgaan, valt te
betwijfelen wel staat vast, dat door het vele gebruik, dat er van ge
maakt wordt, de registers zeer lijden. Voor wetenschappelijk onderzoek
is de toestand te Hamburg als in Amsterdam. Hoe de tariefbepaling
In dit opzicht gaat deze Hamburger collega nog verder en weigert hij de
raadpleging der onder zijn toezicht bevindende Burgerlijke standsregisters toe te staan.