250 was, op reis. Aan het einde van zijn studie knoopt de heer Fazy zijne beschouwingen vast aan die van den heer Callewaert, die aangetoond heeft, dat de voorgangers van Etienne, en vooral de bisschop Everhard, den Kerst- of Jaardags-stijl hebben gebruikt, en eveneens zijn opvolgers; hij meent dat Etienne, ongeveer de eenige Franschman op den bisschops zetel, zich niet altijd aan den Paaschstijl heeft kunnen onttrekken. Hij eindigt met den wensch, dat men een tijdrekenkundige studie make over alle akten der Doorniksche bisschoppenmen zou zoo een regestenlijst van die bisschoppelijke charters kunnen maken„ce serait la" zoo zijn zijn slotwoorden „une publication éminemment utile au point de vue diplomatique." De volgende, eveneens dubbele, aflevering begint met een studie van den heer F. Delaborde over de koninklijke archieven sinds den dood van Lode- wijk IX, totdat Pierre d'Etampes in 1299 het beheer er over aannam. Hij beperkt zich tot die 30 jaar, omdat hij het vorige tijdperk reeds in de „Bibl." van 1901, en het voornaamste werk van den genoemden d'Etampes, zijn „registre", reeds in de „Bibl." van 1900 heeft besproken: ondanks vele onderzoekingen heeft hij echter slechts enkele aanwijzingen kunnen machtig wordente weinig om meer dan een zeer onnauwkeurige schets te kunnen verschaffen. Daarop bespreekt de heer P. Bernus de politieke rol van Pierre de Brezé in de 10 laatste jaren van Karei VII (1451 1461), die hem in dat eerste jaar stadhouder (grand sénéchal) van Normandië maaktehij gebruikte die betrekking vooral ten voordeele van Marguérite van Anjou, echtgenoote van den ongelukkigen Hendrik VI van Engeland, tegenover den hertog van York. Naar aanleiding van een charter van Guillaume le Maréchal van 1198 geeft de heer L. Delisle een verhande ling over het daaraan hangend zegel ten beste, terwijl daarna de heer N. Valois met een voorbericht een pleitrede van Jacques de Thérines in 1317 aan Paus Johannes XXII ten voordeele der Cisterciënsers publiceert. In de daaropvolgende 38 bladzijden tracht de heer H. Gaillard een levensbeschrijving van Jean de Foleville, prevoost van Parijs onder Karei VI, te geven, terwijl de aflevering, na een kort stukje van den heer L. Hulphen over de kroniek van St. Maixent (die hij als opgesteld tusschen 1126 en 1141 vermeldt) sluit met de opgave van den manuscriptencatalogus van Pierpont Morgan. In de Bibliographie viel mij een zinnetje van den heer A. d. Herbomez op in de kritiek op „Les Archives autrichiennes par Joseph Cuvelier". Hij raadt namelijk daarin zijne mede-historici in Frankrijk aan, ook de Nederlandsche en Belgische archieven te doorzoeken en niet, zooals zij zoo dikwijls doen, zich alleen met de Fransche tevreden te stellen. Volgens de kroniek is er een nieuw besluit van toelating voor de „école des chartes" elk jaar worden slechts 20 nieuwe leerlingen toe- 251 gelaten na het afleggen van een examen, dat o. a. een mondeling onder zoek, hetzij naar een der twee talen, Engelsch of Duitsch, hetzij naar beide bevat, terwijl rekening zal gehouden worden met de kennis van een andere levende taal. Annales de l'Est et du Nord. Revue Trimestrielle, publiée sous la direction des Facultés des lettres des Universités de Nancy et de Lille. Quatrième année, nos. 24. De studie van den heer Reuss over het Lager onderwijs in den Elzas gedurende de revolutie wordt voltooid, die van den heer Petit-Dutaillis over de remissiebrieven van Philips de(n) Goede ten einde gebracht. In het eerste der twee deelen wordt de inkrimping der macht van de Vlaamsche steden door Filips den Goede behandeld, en de overgang van het jus talionis naar de geregelde rechtspraak; in het tweede de opstand van de Casselsche kastelenij (14271431), begonnen om dat jus tali onis en het gebruik van familie-oorlog te kunnen behouden, terwijl Philips de Goede ondanks zijn overwinning niet in staat was den nieuwen rechtstoestand geheel in te voeren. Tot slot komt dan een bespreking van het recht van wedervergelding in Brabant, Namen en Henegouwen, waar de oude rechtsbegrippen het minst gevorderd zijn. De brieven zelf zijn, voor zoover niet eerder gepubliceerd, opgenomen in de 4e aflevering. De heer J. Joachim deelt in het tweede gedeelte iets mede over het merovingische kerkhof te Bourogne, en de heer B. Rivière iets over de familie van den Dowaaischen beeldhouwer Jean de Boullogne. Prof. Petit—Dutaillis, de bewerker der brieven van Remissie hiervoor genoemd, is benoemd tot rector aan de universiteit te Grenoble, terwijl te Nancy de heer Bucquoy, luitenant bij het 153e linie-regiment bevorderd is tot doctor in de letteren, na verdediging van een proefschrift over de gardes d'honneur onder het eerste keizerrijk. In de bibliografie komt een bespreking voor van het boek van den heer Euo. Richter, „Les Pays-Bas espagnols et la république des Pro- vinces-Unies depuis la paix de Munster jusqu'au traité d'Utrecht (1648— 1713). La question religieuse et les relations diplomatiques". Deutsche GESCHiCHTSBLaTTER. Monatsschrift zur Förderung der lan- desgeschichtlichen Forschung. MaiDezember 1908. Gotha, Friedrich Andreas Perthes. Wilhelm Lucke deelt iets mede over de Duitsche vlugschriften in de eerste jaren der Reformatie; zij zijn meestal gericht tegen de monniken en vooral tegen de bedelmonniken. Volgens hem eindigt het tijdvak der incunabelen niet i 1500, maar met de reformatie. Gustav Herschel vult de tweede aflevering met te vertellen, hoe het harnachement van een

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1908 | | pagina 39