248
de heer X. Stainier uit Gent aantoont, blz. 336, en geen charters,
zooals de schrijver (La Febure) meende terwijl de heer Ch. Peroameni
een Brusselsch zielmissenboek (obituaire) uit de 14e eeuw bespreekt.
Daar in het vorige nummer van ons Archievenblad een artikel van
den heer Cuvelier over het nieuwe Antwerpsche Staatsarchief voorkomt,
kan ik het artikel van den heer Vannérus over hetzelfde onderwerp over
slaan er blijven dan in het dubbele no. 4 en 5 voor het archivalische
gedeelte alleen over de vermelding der aanwinsten van het Brugsche staats
archief in 1904, 1905, 1906 en 1907, door den archivaris A. van Zuylen
van Nijevelt (waaronder stukken met betrekking tot Aardenburg, Breskens,
Cadzant, Middelburg, Oostburg, Rondenknockaart bij Cadzant, St. Anna
ter Muiden en Sluis), en een korte inventaris van het schepenarchief van
Namen door den heer D. D. Brouwers. De heer Th. Goffin vervolgt
zijn artikel over de boekdrukkunst te Lier.
In de kroniek worden vermeld de aanwinsten der archieven te Brugge
(gemeente) en Gent (Staats: notarisprotocollen tot 1857), te Brussel (Staats)
en Luik (dito), en eindelijk die van de Gemeentearchieven te Brussel.
Het „Bulletin de l'Association der Archivistes et Bibliothécaires
belges", no. 1 en 2, opgenomen achter no. 2 en 3 van de Revue voornoemd,
bevat het verhandelde op de algemeene vergadering, 23 Februari te Brussel
gehouden en op die van de afdeeling Bibliotheek van 18 Mei 1908. In de
bijeenkomst der Archivarissen, voorafgegaan aan voormelde algemeene
vergadering, kwam de kwestie ter sprake, of het mogelijk was door het
ambtelijk vaststellen van de gelijkheid van een charter met het afschrift
daarvan en van het aanhangend zegel met zijn afgietsel een gelijkwaardig
bewijsstuk te verkrijgen, ten einde bij verloren gaan van dat charter te
kunnen dienende heer Cuvelier nam op zich, over dit geschilpunt een
rapport uit te brengen. Ook de heer Laloire beloofde een rapport en wel
over het „Provenienzprinzip", ter sprake gekomen naar aanleiding van de
Duitsche Archivtage. Ten slotte werd de Nederlandsche archivarissen-
vereeniging en hare uitkomsten besproken door den heer E. van der
Mijnsbrugge en in verband daarmede de opleiding der archivarissen hier
te lande. Van de algemeene vergadering zelve is niets bijzonders te
vermelden.
Ville de Bruxelles. Rapport concernant le Service des Archives
communales (Archives-Bibliothèque-Musée communal) 1907.
De stukken van den Franschen en den Hollandschen tijd (dus van
1795 tot 1830) zijn van het loopend naar het oud archief over
gebracht; met de inventarisatie van dat loopend-archief-gedeelte is een
begin gemaakt. Onder de aanwinsten van het oud-archief komt voor een
249
Vlaamsche akte op perkament, welker inhoud geheel en al op Ant
werpen betrekking heeft.
Le Bibliographe Moderne, courrier international des Archives et des
Bibliothèques, publié sous la direction de M. Henri Stein, lie Année
(1907) no. 66, Paris, Auguste Picard.
Het eenige voor archivarissen belangrijke artikel in dit nummer is
zeker wel de mededeeling van Dr. S. Bergh over de nieuwe organisatie
der Zweedsche archieven. Er zijn daar op het oogenblik 4 provinciale
(districts-) en 1 algemeen depot: alle archieven, behalve enkele uitzonde
ringen, van vóór 1801 zijn er in opgenomen, en elke 10 jaar zullen die,
welke dan 100 jaar oud zijn, er ook naar toe worden overgebracht. Boven
dien moeten er bewaard worden de archieven van opgeheven besturen.
De bijzondere besturen mogen hunne archieven houden, wanneer zij zorgen
voor goede bergplaats en voldoende gelegenheid tot raadpleging. De
regels voor inventarisatie zijn op het „Provenienzprinzip" gegrondvest. De
archiefdepots moeten verder voor het publiek 4 uur per dag open zijn;
van Mei tot Augustus bovendien nog 2 uur 's namiddags. Behalve de
gewone bezigheden heeft de algemeene archivaris nog het toezicht
op de (nog niet overgebrachte) archieven der Staatscolleges te Stockholm,
de provinciale archieven, de consistoriale archieven en die stedelijke en
andere kerkelijke oud-archieven, die met toestemming van den Staat niet
in de provinciale depots zijn geplaatst. Hij kan die inspectie echter ook
opdragen aan de provinciale archivarissen.
Bibliothèque de l'ecole des chartes. Revue d'érudition, consacrée
spécialement a l'étude du Moyen-age. Tome LX1X. le 4e livraisons.
JanvierAoüt. Paris, Librairie Alphonse Picard et fils.
In de le en 2e aflevering geeft de heer C. Bloch een korten inven
taris, liever gezegd een kort overzicht over 85 van de 2561 deelen of
nummers der collectie Joly de Fleury, d. w. z. over die nummers, waarin
gesproken wordt over de armverzorging en de bedelarij. De voornoemde
collectie is afkomstig van de familie Joly de Fleury, die die papieren had
verkregen q.q., dat wil zeggen als hebbende verschillende van hare leden
een 90 jaar lang (1700—1790) de betrekking van advocaat-generaal en
procureur-generaal bij het Parijsche Parlement bekleed. Dat zij dus van
groot belang voor het Parijsche leven zijn, spreekt van zelf. Ferdinand
Lot bespreekt den grooten inval der Noormannen in Frankrijk van 856—862,
terwijl de heer Max Fazy den jaarstijl, door Etienne de Tournai
gebruikt, bespreekt. Deze schijnt beurtelings den Paaschstijl en den
Kerst- of Jaardagsstijl te hebben gebruikt: de schrijver denkt, dat hij den
laatsten te Doornik gebruikte, den eersten, die hem meer familiaar