232 vaard. Die wetenschappelijke basis behoort in de eerste plaats het Provenienzprinzip te zijn, en dat beginsel is dan ook bij de onderhande lingen van 1888 door den Nederlandschen gemachtigde voorgesteld en door den Belgischen aanvaard Van Nederlandsche zijde is nu wel be weerd, dat men dat beginsel in België niet wel schijnt te hebben begrepen en inderdaad toen Piot aanbood aan Nederland de in den Grooten raad te Mechelen berustende processtukken af te staan, voor zooverre zij betrek king hebben op tusschen Noordnederlanders of in Noordnederland gevestigde colleges gevoerde processen, was hij lang niet zuiver in de leer. Maar toen de Nederlandsche regeering wist te bewerken, dat een aantal stukken, in den Franschen tijd bij de verovering van België uit Brussel naar Weenen overgebracht, alleen omdat zij op Noordnederlandsche plaatsen of families betrekking hadden, door de Oostenrijksche regeering aan haar en niet aan België werden overgedragen, stelde zij harerzijds evenzeer het Provenienzprinzip ter zijde. Daarom zou het zoo wenschelijk zijn, dat het voeren der onderhandelingen van beide zijden werd opgedragen aan deskundigen, die van de beteekenis van het Provenienzprinzip volkomen op de hoogte en met zijne toepassing in de praktijk vertrouwd zijn. En thans zal men nergens ruimer keuze van zulke deskundigen hebben dan juist in België. In de vergadering van rijksarchivarissen is naast het Provenienzprinzip ook de aandacht gevestigd op de regelen voor de verdeeling, ordening en inventariseering van 's Rijks archieven, vastgesteld bij schrijven van den Minister van Binnenlandsche Zaken van 10 Juni 1897 (Littera A., afd. K. W.)2). Deze bepalingen stellen, gelijk men weet, vast, in welk der elf rijksdepöts de aan het Rijk toekomende archieven behooren te worden geborgen. Door op die regels ook bij dezen internationalen ruil de aandacht van den Minister te vestigen, heeft de vergadering van rijksarchivarissen implicite het beginsel uitgesproken, dat bij eene wetenschappelijke verdeeling van de archieven tusschen Nederland en België dezelfde maatstaf behoort te worden aangelegd, die bij de verdeeling der stukken tusschen de Neder landsche depots gebezigd wordt. Of wil men het eenvoudiger uitdrukken wetenschappelijk behoort het geen verschil te maken, of het depot, waar heen de elders misplaatste stukken worden overgebracht, binnen of buiten de grenzen van het Rijk gelegen is. Gelijk boven is opgemerkt, bezit België waarschijnlijk meer archief stukken, die in Nederland thuis behooren, dan omgekeerd. De ruiling zal Bij de onderhandelingen van 1890 is het Provenienzprinzip omschreven als »het beginsel, dat aan ieder land de documenten zullen teruggegeven worden, welke deel hebben uitgemaakt van de archieven van de regeeringslichamen van dat land of van kloosters en geestelijke stichtingen, in dat land gelegen". 3) Zie Nederlandsch Archievenblad, jaargang 1897—1898, blz. 1. 233 dan uit dat oogpunt beschouwd, voor België niet voordeelig zijn. Mocht echter blijken, dat daarom de geneigdheid van Belgische zijde om tot eene ruiling op wetenschappelijke basis over te gaan, niet groot is, dan zou nog altijd de mogelijkheid blijven bestaan om België op andere wijze schadeloos te stellen, hetzij door den afstand van handschriften, voor de geschiedenis van België van belang er is herinnerd aan de collectie Gérard hetzij desnoods zelfs in geld. De bijeenkomst der rijksarchivarissen, waarin deze besprekingen ge houden zijn, had 1 October 1907 plaats. Sedert is meer dan een jaar verloopen, en van stappen door de Regeering in dien tijd gedaan, is niets tot de buitenwereld doorgedrongen. Welke bezwaren er gerezen mogen zijn, hetzij van de zijde der Belgische regeering, hetzij hier te lande, het is onbekend. In elk geval brusqueere men de zaak niet. Men beginne de onderhandelingen niet, voordat de zekerheid bestaat, dat van beide zijden met volkomen loyauteit en goede trouw zal worden te werk gegaan, dat ieder, zonder iets achter te houden, alles zal aanbieden, wat volgens wetenschappelijke beginselen voor verplaatsing in aanmerking komt. Zijn eens de wederzijdsche Regeeringen en de wederzijds te benoemen com missies met dien geest bezield en van elkanders goede bedoelingen over tuigd, dan zal het niet moeilijk vallen eene wetenschappelijke basis te vinden en in toepassing te brengen tot voldoening van beide partijen. Maar zoolang er wantrouwen bestaat in elkanders oprechte gezindheid om de zaak tot een goed einde te brengen, zoolang is het beter de onder handelingen niet te openen, die anders toch gevaar Ioopen te mislukken die kans moet in elk geval vermeden worden. Moge dit overzicht van den gang van zaken er toe bijdragen om het wantrouwen, dat wellicht in België tegen onze plannen nog bestaat, weg te nemen. R. FRUIN. Het uitleenen van archiefstukken. De beide laatste Duitsche Archivtage hebben zich onder anderen bezig gehouden met de vraag van de verzending van archiefstukken. Door den Archivassessor Dr. Striedinger te München werden in de bijeenkomst van 1907 de volgende stellingen toegelicht, waarover in de vergadering van 1908 discussie gevoerd en ten slotte eene beslissing genomen is: 1. Die Versendung von Archivalien bringt Gefahren für deren Bestand und Nachteile für den Dienst und für die Forschung mit sich. 2. Sie kann vielfach entbehrlich gemacht werden durch Massnahmen wie Amtliche Herstellung von kürzeren Abschriften und Kollationen, Zulas- sung und nötigenfalls Besorgung fahiger Kopisten, jegliche Förderung des Herstellens von Photographien, Unabhangigmachung der Benutzer- zeiten von den eigentlichen Amtsstunden.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1908 | | pagina 30