222 zijner confraters, de Jezuieten, hier te lande vooral in de voorname kringen een gevaarlijk mededinger van Oramaye en Miraeus. Menig kostbaar handschrift werd hem door zijne ordebroeders naar Antwerpen gezonden, en al betreuren wij het verlies er van, wij verheugen ons echter, dat ze gekomen zijn in het bezit der Koninklijke bibliotheek te Brussel, waarvan het bestuur ons het bestudeeren dier handschriften zoo gemakkelijk maakt. De twaalfjarige rust en vrede, die tusschen 1610—1622 in de Neder landen heerschten, lieten ook de andere orden, met name de Dominikanen, niet verstrijken zonder van de gunstige gelegenheid gebruik te maken om nog uit hunne oude voormalige kloosters te redden wat te redden viel. Dk blijkt ten duidelijkste uit een handschrift, dat thans in het archief van het klooster der Predikheeren te Gent berust en waarvan de verkorte titel luidt: „Memorie-Boeksken van de goederen nut hollandt ende gelderland gehaelt ende in bewaernis zyn int contvent van Bosche door B. Peeter Bersius gehaelt," enz. enz. De bekende P. Hoogland heeft ons door de openbaarmaking van een gedeelte van dit handschrift zeer verplicht omdat wij uit deze Memorie, die vooral voor de oudheidkundigen van belang is en die voorzeker verdiende in haar geheel te worden uitgegeven, zien, dat P. Bersius niet alleen zilveren en gouden kerksieraden naar Den Bosch heeft gebracht, maar ook handschriften, ja zelfs geheele boekerijen. Deze aanteekeningen immers vermelden den geheelen catalogus der biblio theek van de Dominikanessen van Wijk bij Duurstede en die van het Domini- kaner-klooster te Nijmegen, koorboeken, dus sierhandschriften der kloosters te 's-Gravenhage en Utrecht en vooral van het nonnenklooster te Westroyen. Deze laatsten wekken onze bizondere belangstelling, omdat het handschrift er van vermeldt, dat in het jaar 1613 op last van den P. provinciaal 13 er van gezonden werden naar het Dominikaner-klooster te Antwerpen, en dan verder, omdat het Explicit van deze boeken ons de non Bertha de Driel leert kennen als bizonder uitmuntend in de illumineerkunst. Hoewel in dit verslag van P. Bersius geen melding wordt gemaakt van archieven van de genoemde kloosters, zoo meen ik toch uit de verdere geschiedenis van het Dominikaner-klooster te 's-Hertogenbosch te mogen opmaken, dat ook die stukken daar een schuilplaats gevonden hadden. Toen den 17den September 1629 's-Hertogenbosch in handen van den grootmoedigen overwinnaar Frederik Hendrik kwam, werd aan alle geestelijke personen het verblijf in de stad ontzegd. De Dominikanen, 69 in getal, vertrokken deels naar andere huizen, anderen bleven in burger- kleeding vermomd in de stad om hunne geloofsgenooten bij te staan, een derde partij trok naar Boxtel om daar een nieuw klooster te stichten. Maar reeds twee jaren later vestigden zij zich te Stratum bij Eindhoven i) Archief van h. Aartsbisdom Utrecht VI, blz. 169 v.v. 223 en bleven daar tot 20 December 1636, den dag van het fameuse plakkaat, waarbij de Staten alle geestelijke personen gelastten om hun grondgebied te verlaten. De Dominikanen, 24 in getal, verhuisden nu naar Breda, waar zij tot de overgave der stad aan de Staatschen, 8 October 1637, bleven. Eene vestiging te Venlo, die ze daarna beproefden, werd door de plagerijen der Staatschen onmogelijk gemaakt en zoo vertrokken zij naar Gemert in de Meierij. Maar ook hier konden zij niet blijven, nadat het bij den vrede van Munster in 1648 aan de Staatschen gekomen was. Enkelen hunner vertrokken naar Brussel en verkregen 22' November 1649 van aartshertog Leopold vergunning om te Mechelen een klooster te bouwen. Hier vonden de bannelingen ten slotte rust; hier ook brachten zij de archieven hunner voormalige kloosters in de Noord-Nederlanden in veiligheid. Waar deze tijdens de 20 jaren van reizen en trekken verborgen waren, vind ik nergens vermeld. Alleen dit is zeker, dat een deel der handschriften van het klooster te 's-Hertogenbosch naar Houten gered werd. Hoe dit nu ook zijn moge, zeker is, dat later te Mechelen de ar chieven van de voormalige Nederlandsche Dominikanen berustten. Een der beste kenners van de archivalia betreffende zijn ordesprovincie, P. Hoog land 2), schrijft daaromtrent het volgende. Dit klooster (het gewezen Dominikanerklooster te Mechelen) bezat een rijk archiefwant behalve dat daarheen al de stukken van het convent van 's-Hertogenbosch waren overge bracht, vond men er ook vele oorkonden der beide kloosters van Leeuwarden, van die van Haarlem, Groningen, Westroyen, Worcum enz. Van dit archief bezitten wij nog een breedvoerigen inventaris 2). Een andere historicus der orde, P. Meyer verhaalt ons de verdere lotgevallen van dit merkwaardige archiefdepot in de volgende termen „Het Mechelsche Dominikanenklooster werd den 6 September 1796 aan de Franschen overgeleverd. De schoonste werken der bibliotheek, benevens de fraaie schilderijen en kostbare kerk gewaden, werden op drie wagens geladen en naar Parijs gevoerd. Het Volgens vriendelijke mededeeling van P. Dr. J. H. H. Sassen O. P. te Zwolle, werd een gedeelte der boekerij naar Xanten gered. 2) Hoogland, A. J. J., Het nonnenklooster der Twaalf Apostelen te Leeuwarden, Archief van het Aartsbisdom Utrecht. II, blz. 387. 3) Deze inventaris is gemaakt door den Rotterdamnier P. Jacobus Brouwer, die van 1771 1775 pastoor der Dominikanerstatie te Groningen was, en heeft tot opschrift: Register der Boecken, Brieven en Papieren, niet alleen raeckende het Clooster der Eerwaarde Paters Predickheeren van 's Hertogenbosschemaar insgelijks de Cloosters van Worcum, Haerlem, Groeninghen, Leeuwarden, Westroyen, de Hollandsche Vergaderinge van deselve order, het Clooster der Regulieren genoemd S. Hieronymus Dal tot Delft, het Begijnenhof van de H. Agnes tot Leyden, etc. Het is te hopen dat de geleerde uitgever van het zoo juist verschenen Chronicon conventus Busconducensis, P. G. A. Meijer O. P. te Zwolle ook spoedig dezen Inventaris in druk laat verschijnen. Hij zoude zich daardoor den dank van vele belangstellenden verwerven. 4) Meyer, G. A., De Predikheeren te 's-HertogenboschI2691770. Nijmegen 1897, blz. 178.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1908 | | pagina 25