208 waren door zijne vrienden uit Overijssel is niet meer na te gaan 2). Een feit is echter, dat de geleerde Foppens in de bibliotheek van het klooster St. Martinus nog de compleete werken van G. de Groote vond. Toen ik hierop afgaande in 1898 te Leuven een onderzoek liet instellen, liet wijlen de archivaris Van Even mij mededeelen, dat de handschriften van genoemd klooster door de Oostenrijkers waren genaast en thans ge deeltelijk berustten in de Bourgondische bibliotheek te Brussel of deel uit maakten van de „Privatbibliothek" van den keizer van Oostenrijk. Gelijk reeds gezegd, kwam de bisschop van Deventer in het bezit der goederen van St. Agnietenberg en der rechtstitels er van. Deze berusten thans voor een groot gedeelte in het archief der gemeente Zwolle. Maar Aegidius de Monte schijnt ook de hand gelegd te hebben op kostbare handschriften. Een er van tenminste is te onzer kennis gekomen en wordt thans in de Grossherzogliche Bibliothek te Darmstadt als een harer grootste schatten bewaard de vier deelen der Bijbel, door Thomas a Kempis ten behoeve van zijn klooster geschreven en klaarblijkelijk door verschillende verluchters van het convent prachtvol geïllumineerd 3). Het gewest, waar in den loop der middeleeuwen misschien de meeste kloosters verrezen, is de hedendaagsche provincie Friesland. De klooster-archieven dezer provincie zijn mij om begrijpelijke redenen bijzonder goed bekend. Een kort overzicht harer geschiedenis zal ons al wederom leeren, dat de Friesche monniken op eene enkele uitzondering na niet in de gelegenheid geweest zijn om hunne archieven te redden. Immers het is een algemeen bekend feit, dat in Februari 1580 op een vroegen morgen alle kloosters werden overrompeld, de klooster oversten gevangen werden genomen en gedwongen werden tot het uitleveren hunner archieven, die met hen naar Leeuwarden in verzekerde bewaring werden gebracht. De documenten, die niettegenstaande het scherpe speurdersoog der Staatschen in het bezit der monniken bleven, werden na de reductie van Groningen in 1594 vrijwillig door de kloosterlingen in de handen der Provinciale Staten gesteld op voorwaarde dat hun een behoor lijke alimentatie zou worden uitgekeerd. In 1596 was dus de regeering der provincie Friesland in het bezit van bijkans alle kloosterarchieven, in zooverre die op de bezittingen van die corporaties betrekking hadden, en de stad Leeuwarden o.a. van die der kloosters binnen het stedelijk gebied. En wat is er heden van al die schatten, cartularia, rekeningen en Vergl. hierover blz. CIV der Inleiding op mijne uitgave van Jacobus Traiecti alias de Voecht, Narratio de inchoatione Domus Clericorum in Zwollls, no. 13 van de derde serie der werken v. h. Hist. Genootschap. Amsterdam 1908. 2) Vergl. echter Mooren, Nachrichten, S. 76. Anm. 1. 3) Vergl. hierover: SCHMID, A., Die Bibel des Thomas a Kempis in der Or. Hofbibliothek zu Darmstadt, inCentralblatt fiir Bibliothekswesen. XlIIter Jhrg. (1896) blz. 379-387. 209 eigendomsbewijzen, nog te vinden in het Rijksarchief der provincie of in 't archief dat der gemeente Leeuwarden In het eerste een schamele rest de bewijzen, dat de kloosterstukken er geweest zijn, zijn te vinden in den vorm van den een of anderen half vervuurden zeventiende-eeuwschen inventaris dier stukken in het tweede bijkans niets. En waar zijn ze gebleven? Opgeruimd heeft men, dames en heeren, schoon gemaakt, de stad Leeuwarden in het begin der vorige eeuw, de provincie tusschen 187080. Toen gleden met „ouden rommel", alias oud papier, zwaar beladen polleschuiten door de stille grachten van Leeuwarden naar den papiermolen van Makkum. Op den wal stond een wanhopige archiefambtenaar, treurende over de voor altijd verloren schatten, waarvan hij juist vóór de afvaart uit de schuiten slechts enkele heeft kunnen redden. Belast met die opruiming was geen archiefambtenaar, controle er over werd in ieder geval niet gehouden en dus valt met zekerheid ook niet te constateeren, dat toen de kloosterstukken verdwenen zijn; een feit is, dat ze in de 18de eeuw er nog waren en thans ver dwenen zijn. Wat in Friesland gebeurde, geschiedde elders ook Opruimen, schoonmaken kent men niet alleen in pastorieën, maar kende men helaas ook in Nederlandsche stads- en provinciehuizen. Voor de juiste beoordeeling der zaken mag men verder niet uit het oog verliezen, dat geenszins met de overgave der steden of gewesten aan de Staatschen de inwoners met vlag en wimpel tot den nieuwen godsdienst overgingen. Een zeer groot gedeelte, vooral van de patriciërs en den adel, bleef den ouden godsdienst getrouw, maar hield zich even als de doops gezinden schuil, en pas in 1672 bleek het in de streken, die onder de heerschappij van Bernhard van Galen waren gekomen, hoe talrijk ze nog waren, maar tevens ook hoeveel kostbaarheden, eigendomsbewijzen en andere archivalia van kerken en kloosters nog in het bezit der katholieken waren. Verheugd over de kentering ten voordeele van den godsdienst hunner vaderen, stelden zij ze wederom in handen der rechtmatige eige naars. Uit de stad mijner inwoning, Zwolle, zou ik dit behoorlijk kunnen documenteeren, ja nog meer, zou ik kunnen bewijzen, dat, toen met den aftocht der Munsterschen ook de kloosterlingen de stad moesten ruimen, deze, in de hoop op betere tijden, hunne schatten andermaal in handen der vroegere bezitters stelden. Maar wanneer dit inderdaad zoo is, hoe komt het dan, dat thans Vergl. betreffende Utrecht de Verslagen omtrent 's Rijks Oude Archieven XV (1892), blz. 296, of de Inleiding op den Catalogus der kleinere Kapittels en KloostersUtrecht 1905. Betreffende Zeeland en Middelburg: Fruin, R., Het Archief der O. L. V. Abdij te Middelburg, blz. 7—12. Betreffende Amsterdam: Veder, W. R., Het Archief van de Gasthuizen te Amsterdam tot 1875. Amsterdam 1908, blz. VI en Vil.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1908 | | pagina 18