204
k. Register in 4° papier: Boek der uitgaven van verscheidene
priorinnen, loopende over de jaren 1725—1797.
In de bibliotheek der abdij berust verder eene korte kroniek van
het klooster uit de 17de eeuw, waarin de lotgevallen der laatste jaren van
het bestaan van Keizersbosch beschreven zijn.
Afgezien hiervan bezit Averbode uit den aard der zaak tal van stukken
betreffende de geschiedenis van Keizersbosch, voortspruitende uit de innige
verhouding, die heerschte tusschen het moederklooster en zijne filialen.
II. Verder berusten in het archief te Averbode 9 stukken (1 uit de
16de, de andere uit de 17de eeuw) betreffende de abdij van O. L. Vr.
te Middelburg. Het zijn meest brieven aan bisschop de Rodoan, commen-
datair-abt dier abdij, aan verspreide kloosterlingen
III. Ten slotte valt nog te vermelden, dat het archief van Averbode
behelst een 50-tal oorkonden op perkament van het einde der 14de17de eeuw,
meest schepenbrieven betreffende de N.-Brabantsche gemeente Hooge Mierde.
Van misschien nog meer belang voor de kerk- en beschavingsge
schiedenis is het archief der beroemde a b d ij T o n g e r 1 o van de orde
van Premonstreit. Immers deze abdij had niet alleen zeer groote bezit
tingen in het huidige Nederland, maar ook het begevingsrecht van een
twintigtal parochies. Bovendien was in die abdij gevestigd van 1789
1794 het genootschap der Bollandisten. Hierheen was dus ook de ver
maarde boekerij van dit geleerd genootschap overgebracht, die de abdij
voor 107936 frcs. gekocht had. Tijdens de Fransche revolutie ging wel
is waar een deel van die bibliotheek verloren, maar er bleef toch ook
nog een groot deel gespaard, dat later door de Belgische regeering naar
de Bourgondische bibliotheek werd overgebracht. Van welingelichte zijde
vernam ik want dit archief en bibliotheek is jammer genoeg zeer
moeilijk toegankelijk, wat als een unicum in België kan beschouwd
worden dat echter ook nog te Tongerlo resten van deze bibliotheek
zijn gebleven. Slechts een enkel stuk betrekkelijk Nederland is mij uit
die bibliotheek bekend geworden, n.I. de lijst van de oversten en leden
van het Reguliere kanunniken-klooster Bethlehem te Zwolle, die door
P. van Spilbeek werd uitgegeven. 2) Ik kan niet nalaten hier den wensch
uit te spreken, dat de abt van Tongerlo, gedachtig aan den weten-
schappelijken geest zijner ambtsvoorgangers, in navolging van den geleerden
primaat van België, kardinaal Mercier, en van de overige Belgische prelaten,
Vergl. hierover Fruin, R., Het archief der O. L. V. abdij te Middelburg.
's-Gravenhage 1902, blz. 10.
Verslagen en mededeelingen van de Vereeniging v. Overijsselsch Regt en
Geschiedenisdeel 14, blz. 1.
205
moge besluiten ook de archieven en bibliotheken zijner abdij ten behoeve
van wetenschappelijke onderzoekers open te stellen, opdat het gevoel van
dankbaarheid, dat een ieder de abdij toedraagt wegens de zware financieele
en persoonlijke offers, die ze in 1789 voor de wetenschap heeft gebracht,
niet moge verkort worden door de wetenschap dat deze goede geest „die
heiligen Hallen" thans heeft verlaten.
Beschouwen wij de geschiedvorsching en geschiedschrijving in Zuid
en Noord-Nederland, dan nemen wij onmiddellijk het sterk in het oog
vallend feit waar, dat de werkkring van de Belgische historici zich hoofd
zakelijk bepaalt tot de beoefening der middeleeuwsche geschiedenis en dat
hunne vakgenooten van het Noorden zich meer speciaal met de nieuwere
geschiedenis hebben bezig gehouden. Door deze laatsten werd de geschiedenis
der middeleeuwen slechts sporadisch beoefend, het tijdperk der Gouden eeuw
en van den Patriottentijd was hun een dankbaarder veld voor de historische
ontginning. Maar in de laatste jaren valt hierin eene kentering te consta-
teeren. Terwijl de Belgen geleidelijk hunne grenzen naar jongere tijden
verleggen, nemen wij bij de Noord-Nederlandsche geschiedvorschers eene
beweging in tegenovergestelde richting waar. Zoeken we naar de oor
zaken van dit verschijnsel, dan vinden wij, dat naast eene zuiver psycho
logische ook eene van praktischen aard te vinden is, en wel die, dat in de
Zuid-Nederlanden de bronnen voor de Middeleeuwsche geschiedenis veel
rijker vloeien dan in het Noorden en dat dus de bewerking van een onder
werp uit dit tijdvak ginds veel gemakkelijker valt dan hier.
Het is dan ook inderdaad een algemeen bekend feit, dat onze Noord-
Nederlandsche archieven arm zijn aan middeleeuwsche bescheiden en docu
menten in vergelijking met die van de zuidelijke gewesten. Vragen we
naar de oorzaak ook van dit feit, dan worden ons naar gelang van de
godsdienstige overtuiging van den beantwoorder de meest uiteenloo-
pende redenen aangegeven. Bij den een zijn het de alles vernielende
ketters en de roekeloos brandende troepen der Staatschen of Engelschen,
van den anderen kant natuurlijk de booze monniken. Slechts éen en
wel den hoofdschuldige in deze vergeet men, de onbegrijpelijke kort
zichtigheid en het gemis aan iedere belangstelling der toenmalige gewestelijke
of plaatselijke besturen in alles wat kunst en wetenschap betrof. Zij toch
lichtten in hun zucht naar bezit en geldelijk voordeel, slechts de rechtstitels
uit de welverzorgde archieven van kloosters en kerken en gaven al het
andere prijs.
Ik wil niet ontkennen, dat de eerstgenoemden niet ook schuld
hebben aan deze smartelijk voelbare lacune in onze archieven. Integen
deel, wij weten het allen, dat in de jaren 1566 en ook tusschen 1578 81
zeer' veel te loor gegaan is door de baldadige brooddronkenheid van eene