172
in het „Nederlandsch Archievenblad", Jaargang 1907/1908 3e Aflevering
besprekende, als zijne meening te kennen geeft, dat de rechtzoekenden in
geen geval mogen worden achtergeplaatst bij de wetenschappelijke onder
zoekers, die buiten de verordening zijn gesteld, m. a. w. van wie geene
leges worden gevraagd.
Ook in de Algenreene Vergadering van de Vereeniging van Archivaris
sen in Nederland, welke 2 Juli j.l. te 's Hertogenbosch is gehouden, maakte
deze quaestie een punt van bespreking uit. Volgens het verslag van die
vergadering, voorkomende in de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 3 Juli
1908, wees de voorzitter dier vergadering, de Rijksarchivaris te Utrecht,
Mr. S. Muller Fz. er op, dat de Amsterdamsche Gemeentearchivaris de
gewraakte bepaling der verordening weliswaar niet heeft verdedigd, doch
haar als noodzakelijk heeft voorgesteld om daardoor de onderzoekingen
der genealogen, (wier aantal door Mr. Veder op minstens het 50 voud
van dat der wetenschappelijke onderzoekers wordt geschat) te beperken.
Mr. Muller keurde het evenwel af, dat een gemeentebestuur iemand, die
werken wil, als 't ware toevoegt„Gij zult niet werken, mijne ambtenaren
zullen het werk voor u doen doch op voorwaarden, die voor u en voor
een ieder volkomen onbereikbaar zijn"
Na het aanvoeren van bovenstaande uitspraken veroorloven onder-
geteekenden zich de opmerking te maken, dat het onbillijk schijnt, voor
het raadplegen van her archief, hetwelk uit de belastingpenningen der
burgerij werd opgericht en wordt onderhouden, nog extra-bijdragen te
vorderen ook van hen, die reeds als belasting betalende inwoners hun
aandeel in de kosten dragen. Op die overweging reeds zou, naar de
meening van ondergeteekenden, het onderzoek in het archief, voor inwoners
van Amsterdam althans, kosteloos moeten zijn, ofschoon zij het, met het
oog op het feit, dat het geschiedkundig onderzoek in alle richtingen steeds
meer en meer belangstelling wekt, een breedere opvatting zouden vinden,
indien uwe vergadering zou kunnen besluiten het heffen van leges voor
het doen van onderzoekingen in het Gemeentearchief geheel af te schaffen
eene opvatting, die overal elders in ons land alsmede in het buitenland
wordt gehuldigd.
Mocht uwe vergadering evenwel van oordeel zijn, dat daarvoor geene
termen bestaan, dan verzoeken ondergeteekenden beleefd doch dringend,
den grondslag voor het tarief te wijzigen in dien zin, dat het doen van
nasporingen in het stadsarchief ten behoeve van hen, wier belangen daarbij
nauw betrokken zijn, op minder kostbare wijze dan thans het geval is, kan
geschieden.
't Welk doende,
w. g.E. VRUGTMAN, G. MULLER, A. J. VAN LAAR.
173
Vernietiging van Archiefstukken. De minister van
binnenlandsche zaken heeft aan de Gedeputeerde Staten in de onder
scheidene provinciën onder meer het volgende schrijven gericht
Het voortdurend aangroeien der archieven is reeds sinds jaren voor
de gemeenten een groote last geweest en sedert vooral in de laatste halve
eeuw de massa beschreven papier overal zoozeer toeneemt, zal dit bezwaar
op den duur zich meer en meer doen gevoelen, zoodat het te vreezen is,
dat vooral kleinere gemeenten er toe zullen moeten komen zich op een
of andere wijze van de papiermassa te ontdoen en alsdan het gevaar
bestaat, dat tegelijk met het waardelooze ook het nuttige wordt opgeruimd.
Ter bevordering nu van een oordeelkundige vernietiging van de
bescheiden der gemeentebesturen, die op den duur niet bewaard behoeven
te blijven, is overeenkomstig de voorstellen van de Vereeniging van
archivarissen in Nederland en den algemeenen rijksarchivaris door Zijne
Exc. een lijst vastgesteld, die zoodanige stukken vermeldt.
De minister heeft het voornemen de lijst alle 5 of 10 jaren te doen
herzien en heeft verzocht de gemeentebesturen aan te bevelen, in geval
zij wenschen op te doen ruimen, wat niet bewaard behoeft te blijven,
die lijst ook ten opzichte van. de daarin aangegeven termijnen als leidraad
te bezigen.
Indien het gemeente-archief aldus de minister zich niet in
geheel geordenden toestand bevindt, zal het uitzoeken van stukken, vooral
van ouderen datum, met veel zorg moeten geschieden en is deskundige
voorlichting gewenscht. Voor zoover bij die schifting deskundige voor
lichting verlangd wordt, is de minister bereid den rijks-archivaris op te
dragen, die te verleenen. De kosten daarvan zullen niet ten laste van
de gemeenten worden gebracht.
R e g i s t r a t u u r b u r e a u. In het verslag van de vergadering ge
houden door de Nederlandsche Vereeniging voor Gemeentebelangen, op
Zaterdag 29 Augustus 1908, te Leeuwarden, lezen we o.a. het volgende:
De werkzaamheden in zake het registratuurstelsel zijn zoover gevorderd,
dat een registratuurbureau kon worden benoemd. Het bureau zal eerst
daags zijne werkzaamheden aanvangen.
Het bestaat uit deUieeren: Mr. J. C. de Marez Ovens, oud-minister
van Waterstaat, Handel "en Nijverheid, Dr. Byvanck, de leden der Tweede
Kamer Jhr. Mr. van Citters, Mr. W. Th. C. van Doorn, Dr. D. Bos en
Mr. D. A. P. N. Koolen, voorts Mr. Boot, privaat-docent te Delft, Jhr.
Mr. Quarles van Ufford, referendaris aan het departement van binnen
landsche zaken, Dr. R. H. Beynen, secretaris van de Maatschappij tot
Exploitatie van Staatsspoorwegen, Jhr. Mr. C. A. Elias, burgemeester van