168
bedoelden geleerde kennis zal worden gegeven, dat de documenten geraad
pleegd kunnen worden.
Archivarissen. Door enkele leden werd er aan herinnerd, dat
in vroeger tijd de karig bezoldigde betrekking van archivaris der oude
provinciale archieven beschouwd werd als een sinecure of als een bijbaantje,
waaraan men nauwelijks eenige uren per jaar behoefde te besteden. Toen
de Regeering deze depots reorganiseerde en de archivarissen behoorlijk
bezoldigde, werd zeer terecht in hunne instructie verboden, zonder mach
tiging andere ambten of betrekkingen daarbij waar te nemenmen wilde,
dat zij zich geheel en met onverdeelde aandacht aan hunne taak zouden
wijden.
Het had evenwel de aandacht getrokken, dat de Regeering in de
laatste jaren van dit gezonde stelsel is afgeweken en heeft toegelaten, dat
Rijksarchivarissen in de provincie nog andere betrekkingen aanvaardden,
of dat zij zelve hun andere betrekkingen heeft opgedragen. Zoo was de
vorige Rijksarchivaris in Noord-Brabant lid van den 's Hertogenbosschen
gemeenteraad, plaatsvervangend kantonrechter en plaatsvervangend voorzitter
van den raad van beroep voor de vermogensbelasting; thans in Gelder
land aangesteld, is hij weder aanstonds tot rechter-plaatsvervanger benoemd.
Zoo werd onlangs de Rijksarchivaris in Zeeland benoemd tot voorzitter
van een voogdijraad. Een ambtenaar, die zich aan het archiefwezen wijdt,
behoorde, meende men, niet tevens lid der rechterlijke macht te willen
worden, noch moesten hem werkzaamheden opgedragen worden, welke
tijdroovend kunnen zijn of zijn aandacht van zijn eigenlijke taak aftrekken.
De leden hier aan het woord hoopten, dat de Minister deze beginselen
voor het vervolg zal handhaven. Anderen verklaarden niet in te zien,
waarom juist aan archivarissen de mogelijkheid zou moeten worden ont
zegd, ook buiten hunne betrekking nuttigen arbeid te verrichten.
De Groningsche archiefkwestie. Het Nieuwsblad van het
Noorden van 5 Sept. 1908 wijdt een hoofdartikel aan de Groningsche
archiefkwestie; de Provinciale Groninger Courant van 12 Sept. 1908
daarentegen ontkent in een vluchtig feuilleton niet alleen het bestaan van
deze kwestie, maar voegt er aan toe, dat er zelfs geen kans is om ze te
krijgen, „aangezien de groote meerderheid der Groningers zich met bui
tengewoon voor de zaak interesseert".
In het Rapport der Centrale Afdeeling over het verhandelde in de
afdeelingen betreffende de begrooting der gemeente Groningen voor 1909
kwam de zaak als volgt ter sprake:
Hoofdstuk I, afd. Ill, 1. Stadskantoor. Een lid der 1ste afdeeling
brengt in herinnering het ten vorigen jare bij de behandeling der begrooting
door den Raad gekomen besluit om B. W. uit te noodigen, te willen
169
overwegen of niet moet worden aangesteld een ambtenaar, belast met het
bewaren en ordenen van het archief der gemeente. Aan deze uitnoodiging
is ongetwijfeld door B. en W. gevolg gegevenevenwel het resultaat van
het onderzoek van B. en W. is nog niet ter kennis van den Raad gebracht.
Spreker vraagt nu inlichtingen naar den stand der overwegingen van dit
college.
Van de zijde van B. en W. wordt verklaard, dat nog niet in alle
opzichten door dit college een vaste gedragslijn is vastgesteldde inzichten
van de Veenkommissie zijn gevraagd, en de zaak is daar nog in voor
bereiding. B. en W. zijn overtuigd, dat het archief ten raadhuize beter
overzichtelijk moet worden gemaakt en op een betere plaats moet worden
opgeborgenB. en W. deinzen echter terug om daarvoor een nieuwen
ambtenaar aan te stellen bovenaangeduide werkzaamheden behooren trouwens
tot het gebied van den secretaris der gemeente. Evenwel kan nu reeds
iets van de plannen van B. en W. worden bekend gemaakter is dit jaar
aan de secretarie een jeugdig ambtenaar aangesteld met liefhebberij voor
archiefstudievan de werkkracht van dezen ambtenaar kan partij worden
getrokken om het archief te doen ordenende rijksarchivaris heeft zich
bovendien bereid verklaard dezen ambtenaar steun te bieden bij de uit
voering van zijn niet gemakkelijke taak. Vragen als: „Waar moet het
archief worden opgeborgen" en „moet het archief voor een ieder worden
opengesteld" kunnen later aan aan de orde worden gebracht.
Het evenbedoelde lid is door deze mededeelingen niet bevredigd.
Spreker meent, dat B. en W. de paarden achter den wagen spannen. B.
en W. willen thans een jeugdige werkkracht en eerst later zal men zich
beraden, of een afzonderlijke ambtenaar moet worden aangesteld, 't Archief
wezen kan en mag niet als bijzaak worden beschouwd, zooals men ten
raadhuize schijnt te meenenin de wetenschappelijke opvatting omtrent het
archiefbeheer is langzamerhand een omwenteling gekomen. Met het Gro
ningsche archief is op tamelijk onverantwoordelijke wijze gehandeld. Het
zal voorts een moeilijke taak voor de gemeente zijn om haar rechten vast
te stellen op dat gedeelte van het gemeentearchief, dat in het rijksarchief
berust. Er behoort een wetenschappelijke en geschoolde archivaris aan
gesteld te worden. Spr. behoudt zich de vrijheid voor, om als deze netelige
kwestie niet spoedig haar beslag krijgt, zelf met voorstellen te komen.
Een ander lid herhaalt een opmerking, reeds vroeger door hem ge
maakt op het stadhuis, in de kamer voor den burgerlijken stand, staan
belangrijke documenten in open kasten, onderhevig aan brandgevaar; zijn
er stappen gedaan, vraagt spreker, om deze gewichtige stukken in een
brandvrije kluis te bergen of op andere wijze veilig onder te brengen?
Een lid van het college van B. en W. heeft zorg gedragen dat, nadat
het vorig jaar om voorziening in deze zaak is gevraagd, met de wenschen