imtxistk
1908/1909.
No. S.
Orgaan van de VEREENIGING VAN ARCHIVARISSEN in Nederland.
De Archiefwet van Bakhuizen van den Brink.
Het was bij overlevering wel bekend, dat Bakhuizen van den Brink,
na zijne aanstelling bij het Rijksarchief, gedacht had over het voorstellen
eener wet voor de Nederlandsche archieven, die de belangen dezer kost
bare depots nog beter zou beschermen dan het bekende reglement van
1856 alleen zou kunnen doen. Victor de Stuers heeft zelfs, naar ik wel
vernomen heb, naar dit merkwaardige document vruchteloos doen zoeken
in de archieven van het departement. Thans echter, juist op het goede
oogenblik, komt het gezochte stuk gelukkig te voorschijn uit de papieren
van Bakhuizen van den Brink, die het dus, naar het schijnt, nog niet
officieel aan den Minister zal hebben toegezonden. Ik verheug mij, dat
ik het voor de geschiedenis van ons archiefwezen zoo belangrijke document
hierbij (met vergunning van den Algemeenen rijksarchivaris) kan afdrukken
enkele woorden van toelichting zijn daarbij gewenscht.
Over de geschiedenis van het ontwerp blijkt niets met eenige zekerheid.
De Algemeene rijksarchivaris is van meening, dat het stuk wellicht zal
dagteekenen van 1857 of 1858, omdat uit de gedachtenwisseliug lusschen
de Regeering en de Tweede kamer over de staatsbegrootingen van 1858
en 1859 blijkt, dat de Regeering toen de indiening eener wet op het
archiefwezen overwoog, waarin inderdaad twee onderwerpen, die in dit
ontwerp geregeld worden, zouden worden behandeldde bevoegdheid der
rijksarchivarissen tot het afgeven van authentieke afschriften en het recht
van den Staat op de oude provinciale archieven Met den Algemeenen
Hubrecht, Onderwijswetten. V 2 p. 239 vlg.
Goedgekeurd bij Kon. best, van 29 Sept. 1891.
Bijdragen voor dit tijdschrift te zenden aan Dr. E. WIERSUM te Rotterdam.