78
Mitteilungen der K. preussischen Archivverwaltung. Heft 10
Bestimmungen aus dem Geschaftsbereich der K. preussischen Archivver
waltung; Heft 11 Geschichte des Staatsarchives zu Breslau von Archivrath
Dr. Bruno Krusch, Leipzig 1908.
In de 38 bladzijden van het eerste der hiergenoemde afleveringen
zijn alle Pruissische besluiten, die voor het archiefwezen van belang kunnen
zijn, opgenomen de „Dienstanweisung" voor de ambtenaren met bepalingen
over het uitleenen van stukken, brandgevaar enz., verder een circulaire
van den „Generaldirektor" over de belooning voor in vrijen tijd verrichten
arbeid, de eischen, waaraan de aspiranten moeten voldoen, de bepalingen
over het ordenen der stukken in het geheim archief en het provinciale
archief van Brandenburg, waarbij het „Provenienzprinzip" werd gevolgd,
en de wijze waarop als gevolg van dat beginsel met stukken, die in een
verkeerd depót te land zijn gekomen, gehandeld moet worden, de ver
nietiging van onbelangrijke stukken, de overbrenging der rechterlijke
archieven en die der landbouwcommissies, het bewaren van stedelijke
archieven, de bouw of vernieuwing van stedelijke depóts, de omvang der
stedelijke archieven (waaronder bijv. ook de stukken der burgemeesters),
opmerkingen over de ordening daarvan en eindelijk een model voor in
bewaargeving der archieven bij het rijk. Het werkje is de 80 ets. (M. 1,20),
ook voor Nederlandsche archivarissen, waard.
In Heft 11 behandelt Dr. Bruno Krusch het Breslausche archief, aan
welks hoofd hij van Juli 1900 tot Maart 1907 heeft gestaan, en dat sedert de
laatste maanden van 1906 in een nieuw depót is gevestigd. Grappig is de
oorsprong als onderdeel der universiteit, vooral van wetenschappelijk belang
door de vele papieren, die er na de secularisatie der kloosters in opge
borgen zijn langzamerhand is het, ook door de vele diensten, die het aan de
administratie bewees, aan de hoogeschool ontgroeid en van provinciaal
archief staatsarchief gewordende schrijver toont verder aan, hoe ook hier
het Provenienzprinzip al is toegepast vóór het als „Prinzip" ontstond, en
niet het „Sachprinzip", zooals wordt beweerd.
Deutsche GESCHicHTSBLaTTER. Monatsschrift zur Förderung der landes-
geschichtlichen Forschung. FebruarApril 1908. Gotha, Friedrich Andreas
Perthes.
Fritz Hartung behandelt in het Februari-nummer het ontstaan van
het absolutisme in het vorstelijke bisdom Bamberg, dat eindelijk eerst in
de 18e eeuw heeft plaats gegrepen, terwijl Johannes Kretzschmar de
wenschelijkheid uit, om de stadsplattegronden te gebruiken bij de
geschiedenis en de verklaring der bronnen, een bewering, die wel door
niemand zal worden tegengesproken. Behalve een studie van Heinrich
Werner over de kerkelijke politiek der vorsten vóór de reformatie, brengt
79
het volgende (dubbele) nummer eene bespreking van Wilhelm Bauer over
de bronnen der nieuwere geschiedenis; volgens hem is de „Urkundenlehre"
van geen belang voor die geschiedenis, en verliest ook de palaeografie
terrein, hoe dichter wij den tegenwoordigen tijd naderen; toch blijft zij
voor de eerste tweehonderd jaar belangrijk, vooral wanneer men er de
geschiedenis der incunabelen toe rekent. Het voornaamste materieel vormen
echter wel de akten, de brieven, de levensbeschrijvingen (vooral de
autobiografiën), de kranten, de vlugschriften en voor den nieuwsten tijd
de (parlementaire) redevoeringen, en de politieke programma's.
In Frankenhausen a. K. is het stedelijk archief, dat tot de vijftiende
eeuw reikt, opnieuw geordend.
Korrespondenzblatt des Gesamtvereins der deutschen Geschichts-
und Altertumsvereine. Jahrgang 1908 no. 24.
De Februari-aflevering brengt ons de notulen der derde afdeeling
van de te Mannheim gehouden vergadering, en wel in de eerste plaats
de voordracht van Dr. Armin Tille over het verzamelen en het gebruik
van genealogische onderzoekingen. Hij besprak het nut dier genealogische
studiën, om tot een goed begrip der personen te komen, en wekte de
vereenigingen op, om die onderzoekingen te beschouwen als iets meer
dan „Spielerei", en te trachten ze systematisch te laten verrichten. De
tweede zitting was gewijd aan de bevolkingsbeweging, zooals zij uit de
kerkelijke boeken blijkt, waarbij als referent Ds. G. Melin optrad, en aan
de beteekenis der namen als bron voor de geschiedenis, welk onderwerp
ingeleid werd door Ds. Wilser, die er vooral den nadruk op legde, hoe bij de
oude Germanen de namen der kinderen verband houden met die der ouders
en daaruit gevormd zijn, en hoe dus dikwijls uit de namen de bloedverwant
schap is af te leidenook de plaatsnamen besprak hij. De vierde afdeeling,
opgenomen in het Maart-nummer, opende zijne werkzaamheid met een
verhandeling van Prof. V. von Renner over het doel, waartoe de toe
treding der numismatische vereenigingen tot die vierde sectie voert, waarna
Dr. Josef Ritter v. Bauer een referaat hield over de noodzakelijkheid,
de heraldisch-genealogische onderzoekingen en bronnen-uitgaven volgens
vaste plannen ter hand te nemen. In de middagzitting sprak de rechter
Dr. E. J. Halbertin over de intrede van Rome in het wereldverkeer,
zooals die uit de munten blijft. Tot een inventariseering van alle monu
menten door het Germaansche Museum te Neurenberg met behulp van
het zenden van (photografische) afbeeldingen door de verschillende ver
eenigingen werd besloten. Prof. Dr. O. Brenner hield in de afdeeling
voor Volkenkunde (April-nummer) de eerste voordracht, en wel over den
vooruitgang van den vragenarbeid voor den atlas van het boerenhuis,
waarna hij ook de wenschelijkheid van een bibliografisch middelpunt