54 ik mij niet, dan zijn ook deze registers gehouden door den koster van den Dom; eene enkele maal is de aanteekening over het voltrekken van het huwelijk, die op den kant bij de proclamatie is aangeteekend, wel door den predikant gewaarmerkt. Naar het schijnt, zijn deze registers dus iets betrouwbaarder dan die van de doopbedieningentrouwens ze werden, naar gebleken is, gehouden volgens besluit van de Vroedschapen hoewel van eenig jtoezicht niet blijkt, zal het gewicht der zaak waarschijnlijk wel genoopt hebben tot meer zorgvuldigheid dan bij het houden van de registers der doopbedieningenimmers aan deze registers zal reeds van den aanvang af gelijke bewijskracht moeten zijn toegekend als aan de stellig authentieke registers van de Commissarissen tot de huwelijksche zaken (uit het Gerecht), die zij volgens besluit der Vroedschap bestemd waren aan te vullen Doch hoe dit zij, sedert het besluit der Vroedschap van 13 Augustus 1764 moeten zoowel de kerkelijke trouwregisters als de doopregisters beschouwd worden als authentieke registers, gehouden op gezag van het Stedelijk bestuur door de daartoe aangewezen personen, die door de Vroed schap tevens belast waren met het geven van authentieke extracten daaruit2). De maire beweerde 29 Juni 1811, dat „zoodanige afschriften, door de tot heden daarmede belaste personen afgegeven, geene wettige bewijzen meer konden opleveren". Is deze meening werkelijk juist? M. i. niet. De Code Napoleon laat zich over de zaak volstrekt niet uit; de meening, dat zij het geven van extracten, ook uit de oude kerkelijke registers, zou hebben opgedragen aan den ambtenaar van den Burgerlijken Stand, berust slechts op eene interpretatie, waardoor onder de „registers van den Burgerlijken Stand" ook de kerkelijke registers begrepen zijn, die stellig geene registers van den Burgerlijken Stand waren en dit voor een deel ook nooit waren geweest. Deze gedwongen interpretatie eener duidelijke wetsbepaling is, naar het mij voorkomt, veroorzaakt door de meening, dat de wetgever een verzuim gepleegd had door niet te bepalen, wie in het vervolg bevoegd zou zijn tot het afgeven van bewijskrachtige extracten uit de oude kerkelijke registers, zooals het verkeer die dringend behoefde. Maar zulk eene aanwijzing was, naar het mij voorkomt, onnoodighet is niet in te zien, waarom de scriba van den Kerkeraad, die nog in 1810 bevoegd was geacht en ook werkelijk bevoegd was tot het geven van authentieke afschriften, dit in 1811 niet meer zou zijn geweest, omdat naast hem de De kerkelijke registers van begraven zijn veel slordiger gehouden en minder betrouwbaar. Zij zijn dikwijls chronologisch gehouden; hunne bestemming was, om te dienen bij de verrekening van de gelden, betaald bij het openen der graven. Daarvan zijn onderscheiden de grafboeken, die in de kerken achterbleven; ze zijn gehouden per graf en dienden tot vaststelling van de eigenaars der kelders. Dit geldt natuurlijk alleen voor Utrecht. Of ook elders de registers te beschouwen zijn als authentieke akten, hangt geheel af van de daar te dien aanzien getroffen bepalingen. Aanvankelijk hadden althans de doopregisters zulk een karakter stellig niet. 55 ambtenaar van den Burgerlijken Stand was opgetreden, als wettelijk bevoegd tot het geven van extracten uit de door dezen gehouden registers van den Burgerlijken Stand. De redeneering, dat, zooals deze ambtenaar bewijs krachtige afschriften uitgaf uit de door hem gehouden registers, de scriba van den Kerkeraad ook evenzoo aangewezen scheen tot het geven van extracten uit z ij n e registers, was zelfs vrij sterk. Inderdaad was het denkbaar, dat de wetgever deze regeling om ver schillende redenen niet praktisch oordeelde voor het vervolg; maar had hij dit geoordeeld, dan had dit voor hem eene aanleiding moeten zijn, om eene nieuwe regeling te ontwerpen en om tevens aan de kerkeraden de bevoegdheid tot het geven van afschriften te ontnemen, en de over dracht der registers aan de nieuwe, door den wetgever geschapen autoriteit te gelasten; wellicht ware het zelfs doelmatig geweest, om de kerkelijke registers inderdaad gelijk te stellen met de registers van den Burgerlijken Stand. Doch doelmatig of niet, de wetgever heeft dit alles niet gedaan; dat hij het nemen van dergelijke zéér ingrijpende maatregelen zou hebben overgelaten aan het goedvinden van den maire van elke stad, op gevaar af bovendien, dat de eene maire de verborgen bedoeling van den wetgever zou vatten, de ander niet, schijnt mij volkomen onaannemelijk. Deze opvatting van mij is trouwens niet willekeurig; zij is zelfs in overeenstemming met de praktijk van het begin der 19e eeuw zelf. Immers de scriba's van den Kerkeraad (te Groningen, naar wij weten, door den prefect zelf aangemoedigd) gingen, geheel als vroeger, voort met het op den ouden voet geven van uittreksels uit de onder hen verbleven doop registers. Als voorbeeld noem ik het volgende extract„Extract uit het Doopboek van de Gereformeerde kerke binnen Utrecht. Arnoldus Hen- drikus, zoon van Isaac Niemeijer en Elisabeth van der Kolk, egtelieden en beide ledematen. Dit kind is geboren den 19de November 1810, is ge doopt in de Buurkerk den 2de December 1810 door Ds. O. C. Wolter- beek. Actum Utrecht den 28 December 1827. C. Cramer, koster van de Domkerk. Dat nevenstaande handtekening van C. Cramer mij als egt bekend is, verklaar ik O. C. Wolterbeek, predikant te Utrecht Dit extract (één uit vele andere) is geïnsereerd in het Generale doopregister van 1810, blijkbaar als verbetering daarvan; het is geplakt tusschen de vele aanteekeningen van vonnissen der Rechtbank, waarbij akten in de kerkelijke registers verbeterd worden. Blijkbaar heeft dus de ambtenaar De extracten werden naar het schijnt afgegeven zonder vasten regel: in 1811 (Januari 13) vind ik een extract van eene acte van 1797, afgegeven (evenals het hierboven medegedeelde extract van 1827) door Ds. Wolterbeek als scriba; een ongedateerd extract over eene acte van 180S is gewaarmerkt door Ds. van Beuningen (17891832). Maar extracten van 22 December 1829 en 24 October 1833 (naar akten van 1811 en 1803) zijn alleen gewaarmerkt door den koster van den Dom, die de registers bewaarde.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1908 | | pagina 32