166 J. E. P. E. Gericke. De spoedige afloop van die werkzaamheden was echter in uitzicht en kon toen met eenigen grond worden verwacht. De eerste berekening van de grondbelasting, naar de uitkomsten der kadastrale opmetingen, had plaats bij de wet van 2 Januari 1832 (Stbl. no. 1); maar daarbij werd tevens aan de belanghebbenden vrijheid gegeven, om zich gedurende zes maanden, na de invoering der kadastrale kohieren, in reclame te voorzien tegen alle abuizen, die in de kadastrale operatiën mochten worden ontdekt, mits de wettelijke vormen der kadastrale werk zaamheden in het oog houdende. Bij de wet van 31 December 1832 (Stbl. no. 65) werd die termijn verlengd tot 30 Juni 1833. Vóór den len October 1832 waren de kadastrale opmetingen enz. afgeloopen en was het kadaster tot stand gekomen. Het werd op 1 October 1832 ingevoerd en de Minister van financiën bij Koninklijk besluit van 5 October 1832, no. 25, gemachtigd om de noodige orders te stellen tot de opmaking der kohieren van de grondbelasting over de laatste drie maanden van het jaar 1832, naar de verkregene uitkomsten van het kadaster, overeenkomstig de laatste zinsnede van art. 2 der wet van 2 Januari 1832 (Stbl. no. 1). Te rekenen van den len Januari 1833 werden de plans, aanwijzende tafels en perceelsgewijze ingerichte legger (le deel), als vastgesteld beschouwd 2), terwijl op dien dag een aanvang moest worden gemaakt met de invoering der grensscheidingen van het nieuwe kadaster 3). II. De instandhouding van het kadaster. 18331839. De provinciale- en bijzondere bewaringen van het kadaster. Na de invoering van het kadaster was het stelsel van bewaring van het kadaster nog niet geregeld. Daarin moest worden voorzien, opdat gezorgd kon worden voor de instandhouding van het kadaster. Die zaak kon geen uitstel lijden en daarom werden door den Staatsraad, Administrateur van het kadaster, op den 23en October 1832 de Veror deningen ter instandhouding van het kadaster vastgesteld. Art. 30 dier verordeningen bepaalde„Behalve een genoegzaam getal door den Koning benoemde bewaarders van het kadaster, wier werkkring Zie voor Limburg het „Administratief memoriaal van het hertogdom Limburg" van de jaren 1840 en volgende. Na de vereeniging van het hertogdom Limburg met de noordelijke provinciën, krachtens het Londensch tractaat van 19 April 1839 (St.bl. no. 26), werden 's rijks directe belastingen bij de wet van 30 December 1840 (St.bl. no. 95), met ingang van 1 Januari 1841, aldaar ingevoerd. 2) Provinciaal blad Noordbrabant 1833 no. 103. 3) Circulaire Gouverneur van Zuidholland 9 November 1832, n°' k'S 167 een bepaald gedeelte van eene provincie bevat, is het personeel der kadas trale beambten, in iedere provincie, samengesteld uit eenen provincialen bewaarder, mitsgaders uit een zeker getal controleurs, boekhouders, landmeters en surnumerairen. De inrichting van dit personeel zal het onderwerp eener nadere beschikking uitmaken." In art. 31 werd gezegd „De provinciale bewaarder wordt door den Koning benoemd?). Hij houdt zijn verblijf in de hoofdplaats der provincie en werkt onder de onmiddellijke bevelen van den Gouverneur 3). Hij is verantwoordelijk bewaarder van alle stukken, het provinciaal depót der kadastrale archieven uitmakende, welke hij gehouden is gestadig bij te houden. Zijne verdere bemoeienissen bestaan in het leiden van, het toezicht houden over, en het onderzoeken van de werkzaamheden, door al de overige be ambten van het kadaster in de provincie verricht, behoudens het gezag, hetwelk aan de bewaarders 4) over de landmeters, boekhouders en surnu merairen, aan den dienst van hunnen kring verbonden, wordt opgedragen." Die verordeningen vormden een voorloopigen maatregel, uitgevaardigd in afwachting der invoering van het nieuwe hypothecair stelsel.5) De bedoeling daarvan wordt in een schrijven van den Staatsraad, Administra teur van het kadaster van 26 October 1832, no. 6 omschreven als volgt „Het algemeen depót der kadastrale archieven van iedere provincie zal, voor zooveel de plaatselijke gelegenheid zulks toelaat, in het provinciaal gouvernementsgebouw of in deszelfs nabijheid worden opgericht. Eén exemplaar der plannen wordt bij hetzelve bewaard en twee exemplaren op de bijzondere kantoren van bewaring (het eene onder den bewaarder, het andere onder den landmeter). De registers, aanwijzende tafels, per ceelsgewijze en verzamelingsleggers enz. worden in zakken in het zelfde lokaal als de plannen geplaatst. De landmeters, aan de bewaringen verbonden, zullen hunnen kantoorarbeid kunnen verrichten in een lokaal van dat der bureaux van den bewaarder en de boekhouders afgescheiden, doch altijd in hetzelfde gebouw, wanneer daarin tot dat einde over een Van 15 December 1832, no. 2. 2) De provinciale bewaarders werden benoemd bij besluit van den Staatsraad, Administrateur van het kadaster, van 15 December 1832, no. 2, en bij Koninklijk besluit van 9 Juli 1834, no. 52, herbenoemd. 3) Gouverneur der provincie. 4) De bijzondere bewaarders. s) Missive Staatsraad, Administrateur van het kadaster, 26 October 1832, no. 1 6) De bijhouding der verzamelingsleggers bij de provinciale bewaringen werd afgeschaft bij art. 4 der resolutie van den Minister van financiën van 23 Januari 1836, no. 45, D. B. (Circ. kad. XI), met bepaling dat de bestaande verzamelingsleggers in de archieven der provincie zouden worden nedergelegd. Voor de vervaardiging der kohieren van de grondbelasting moest voortaan gebruik worden gemaakt van het exemplaar van den verzamelingslegger, dat bij de bijzondere bewaring werd opgemaakt en bijgehouden.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1907 | | pagina 5