162 Door bijeenvoeging der oppervlakten van de provinciën verkreeg men de oppervlakte van het Rijk. De veranderingen in de staten der eigen dommen, ten gevolge van versterf, verkoop, enz., werden achtereenvolgens in algemeene aanteekeningsregisters gebracht. De aanteeke- ningen werden ter kennis van de landmeters gebracht, teneinde hen in staat te stellen om de opnemingen of bewerkingen ter plaatse te verrichten. Alles werd op de z.g. verzamelingsleggers bijgehouden Verkeerde tenaamstellingen enz. werden op dezelfde wijze hersteld. Het kadaster was een uitvloeisel van de wettelijke bepalingen, omtrent de grondbelasting vastgesteld. Vandaar dat het beheer en het toezicht op de werkzaamheden daarvan bij Koninklijk besluit van 16 Juni 1819, D R4, no. 101, met ingang van 1 Augustus 1819 werd opgedragen aan den Directeur-Generaal der directe belastingen en posterijen, J. W. Dedel, die den hierboven genoemden Administrateur P. A. Ossewaerde verving. Na de opheffing van de generale directie der directe belastingen en posterijen, krachtens Koninklijk besluit van 21 December 1820, no. 99, werd het beheer en toezicht over het kadaster met ingang van 1 Januari 1821 opge dragen aan den Minister van Staat, belast met de generale directie der ontvangsten, J. H. Appelius, door wien dat beheer en toezicht met ingang van 1 April 1824, krachtens Koninklijk besluit van 30 Maart 1824, no. Ill, werd overgedragen aan den Raad der ontvangsten, wiens lid D. Hanegraaff speciaal daarmede werd belast. Het beheer en toezicht over het kadaster in de provinciën was aan de directeurs der directe belastingen opgedragen, die bij Koninklijk besluit van 18 November 1822, no. 157, met ingang van 1 Januari 1823 ook werden belast met dat der in- en uitgaande rechten en accijnzen en derhalve directeurs der directe belastingen, in- en uitgaande rechten en accijnzen, werden. In art. 3 van laatstgenoemd besluit werd echter bepaald, dat in die provinciën, in welke meer dan één directeur zal worden benoemd, de kadastrale werkzaamheden onder een hunner zouden worden gebracht, terwijl volgens art. 5 in iedere directie, waar de dienst van het kadaster niet aan den hoofdinspecteur der directe belastingen, in- en uitgaande rechten en accijnzen, kon worden opgedragen, voor dien dienst een inspec teur zou worden aangewezen. In Zuidholland werd één directeur benoemd en hem 's-Gravenhage als standplaats aangewezen 2). In Noordholland kwamen twee directeurs der directe belastingen enz., die Haarlem en Amsterdam als standplaatsen kregen. De directeur te Haarlem werd belast met het beheer en het De verzamelingslegger bevat, in de volgorde der artikels van den perceelgewijzen ingerichten legger, eene opgaaf van de totalen der belastbare opbrengst der perceelen. Hij dient elk jaar voor de opmaking van het kohier der grondbelasting. Koninklijke besluiten van 8 December 1822, no. 92, en 20 December 1823, no. 106. 163 toezicht over de kadastrale werkzaamheden in Noordholland. In iedere andere provincie werd ook één directeur aangesteldmaar met het beheer en het toezicht op het kadaster in de provincie Drente werd de directeur der directe belastingen enz. te Groningen belast Ten behoeve van het kadaster werden aan ieder der genoemde direc teurs, die met het beheer en het toezicht op het kadaster was belast, toegevoegd één inspecteur en één ingenieur-verificateur, die op 1 Januari 1823 in functie traden. De inspecteur en de ingenieur-verificateur voor de provincie Groningen waren aanvankelijk tevens in de provincie Drente werkzaam doch bij Koninklijk besluit van 2 Maart 1826, no. 88, werd voor de provincie Drente een ingenieur-verificateur, tevens inspecteur van het kadaster, met ingang van 15 Maart 1826 benoemd. Bij het hoofdbestuur te 's Gravenhage waren werkzaam de Inspecteur- Generaal P. E. J. Thiry 2) en de Hoofd-inspecteur J. Knabiaan 3). De kadastrale metingen werden tot 1826 langzaam verricht onder toezicht van de ingenieurs-verificateurs, die belast waren met het verifieeren der triangulatie, met de meting na afwerking der kaarten en met het be rekenen der oppervlakten van de perceelen. 18261832. Het kadaster bij het bestuur der registratie en de loterijen. Het bestuur van het kadaster werd bij Koninklijk besluit van 6 December 1825, no. 157, met ingang van 1 Januari 1826 in onmiddellijk verband gebracht met dat der hypotheken en vereenigd met de administratie der registratie. De werkzaamheden van het kadaster werden aan het hoofd bestuur van de directe belastingen, in- en uitgaande rechten en accijnzen, ontnomen en gebracht onder het hoofdbestuur van de registratie en de loterijen. De Staatsraad in buitengewonen dienst J. P. E. Gericke, die belast was met het hoofdbestuur der registratie en loterijen, verkreeg toen den titel van Staatsraad, Administrateur van de registratie, het kadaster en de loterijen. Hij nam alle werkzaamheden betrekkelijk het kadaster over van den Staatsraad, Administrateur der directe belastingen, in- en uitgaande rechten en accijnzen. Alle beschikkingen van het hoofdbestuur gingen voortaan uit op naam van den Staatsraad, Administrateur van de registratie, het kadaster en de loterijen, zelfs in die gevallen, waarin hij verplicht was de zaak vooraf bij den Raad van ontvangsten in overweging te brengen. Koninklijke besluiten van 8 December 1822, no. 92, en 12 Februari 1823, no. 176. 2) Koninklijk besluit 20 April 1824, no. 101. 3) Koninklijk besluit 29 December 1823, no. 25. J. Knabiaan werd ontslagen bij Kon. besl. van 5 December 1827, no. 36, met ingang van 1 Januari 1828.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1907 | | pagina 3