226
wiens taak het is, om, als er aanvragen van het rijksarchiefdepöt komen,
de gevraagde archivalia van den zolder (ik blijf van zolder spreken) te
halen en aan den bode van het rijksarchief mee te geven, en om ze, later
teruggebracht, weer op de plank te zetten, maar zijn zorg voor het archief
bepaalt zich tot deze en dergelijke hand- en spandienstenindien hij ver
zorger van het archiei is te noemen, dan noeme men den concierge van
het gymnasium belast met de zorg voor het hooger onderwijs.
Behalve het aangetoond gebrek aan intellectueele verzorging van het
archief, is er ten stadhuize te Groningen ook gebrek aan materieele ver
zorging; de in het stadhuis achtergebleven stukken liggen in een vertrek
op de derde verdieping. En nu is het mijn fout, dat ik dat vertrek zolder
durf te noemen. Het vertrek nu ik bezocht het voor het laatst in
1896; dat mocht toen, want in stadsmeiers stelde ik destijds nog geen
belang heeft ramen aan de straat, ziet uit op het Noorden, en ziet er
uit als een linnenzolder, van droog hout wèl doortimmerden of men
het nu zolder of kamer wil noemen, de hoofdzaak is, dat het is een ruimte,
voor archiefbewaarplaats, uithoofde van brandgevaar, ten eenenmale onge
schikt. Ten spijt van onzen anonymus zal ik het zolder blijven noemen.
Het is van geen belang of men het vertrek zolder of kamer wil noemen;
wèl of dat vertrek (die zolder) geschikt is voor het doel waarvoor het
wordt gebezigd; het is zeer van belang of burgemeester en wethouders
en de raad van Groningen zullen volharden bij het stelsel van geheim
zinnigheid, dat niet strookt met de Amerikaansche opvattingen omtrent
vrijheid, vooruitgang en verlichting, waarvan in Nederland slechts de stad
Groningen en haar bestuur het monopolie heeft. Mij komt het, om de
daarvoor in de voorrede van het Stadsmeierrecht opgegeven redenen,
gewenscht voor alle stads-archivalia tot op ongeveer 1800 in het rijks-
depot te plaatsen. Wenscht de stad een ander besluit te nemen als
ze althans een besluit neemt en verlangt ze dien zolder, dat vertrek
op de derde verdieping, thans als archievenkamer aangeduid, inderdaad
zoodanig in te richten, dan het is slechts een raad doe men boven
den ingang dit spreukje verven: „De groote kracht van het hooger onderwijs
is het vrije zoeken naar waarheid." Het is die spreukjes zijn
zoo gemakkelijk en goedkoop door den burgemeester van Groningen,
jhr. mr. Van Starkenborgh, als reünist, geplaatst in het Lustrumalbum
van 1904."
In de Openbare Leeszaal te Dordrecht hield eenigen tijd geleden de
heer Dr. H. E. Greve uit 's Gravenhage een belangrijke lezing over het
onderwerp: „Wat kan een nationale vereeniging voor het openbare biblio
theekwezen in Nederland doen?" Een uitvoerig verslag hiervan vindt men
in de Nieuwe Rott. Courant van 5 Januari 1908, Tweede Blad B.
227
De Association des Archivistes et Bibliothécaires
beiges vergaderde 23 Februari j.l. te Brussel, waar volgens de statuten
de eerste bijeenkomst in het jaar steeds moet plaats vinden.
In de sectie der archivarissen werden de volgende punten behandeld.
1. Mesdagh (Brussel). De organisatie van de zegelverzamelingen te Parijs,
Brussel en Weenen. 2. Laloire (Brussel). De vergaderingen der Duitsche
archivarissen. 3. Van der Mynsbrugge (Brussel). Het „oeuvre" van de
„Vereeniging van Archivarissen in Nederland". 4. Lahaye (Luik). Ont
werp van uniforme regeling van archieven. 5. Vannérus (Antwerpen).
De meest gebruikelijke termen in archiefinventarissen. 6. Vannérus. De
toegankelijkheid van de oude parochiale registers. 7. Cuvelier (Brussel).
De archiefliteratuur gedurende de laatste tien jaren.
In de afdeeling der bibliothecarissen werd o.a. door Collard (Brussel)
gesproken over het ontwerp van een algemeenen catalogus van de kaart
verzamelingen in de Belgische bibliotheken, terwijl Van den Gheyn (Brussel)
de centrale bibliotheekcommissie en de inspectie ter tafel bracht.
De algemeene namiddagvergadering wijdde o.a. hare aandacht aan
de voorstellen tot wijziging der statuten van Grojean (Brussel) en aan het
verslag van de voorbereidingscommissie voor het internationaal congres
van 1910.
De rubriek „Het leven in de Hoofdstad" van De Avondpost van 19
Februari 1908 bevat onder het opschrift „Een vreemd beroep" het
volgende stukje
„Als er geen domme menschen waren heb ik een cynist wel eens
hooren beweren hadden verstandige menschen niet te eten. En „ijdele"
zou ik achter dit „domme" willen voegen. Dezer dagen maakte ik kennis
met een stamboom-naspeurder. 't Is natuurlijk een gentleman, zwart ge
kleed, hooge hoed. Hij heeft twee soorten cliëntenjonge adel en par
venu's, die door een „van" of „de" voor hun naam mogelijk nog wel een
druppeltje blauw bloed in de aderen konden hebben. Hij zoekt in de
registers van den Burgerlijken Stand en desnoods in oorkonden een heel
lijstjen voorouders op en teekent daarnaar „stamboom". Met dit voor de
menschheid hoogst nuttige werk verdient hij een prachtig stuk brood."
Ten behoeve der samenstelling van het overzicht over de Gemeente
archieven in 1907 verzoekt de heer Dr. H. E. van Gelder, archivaris
der gemeente 's Gravenhage, hem zoo spoedig mogelijk na het verschijnen
een afdruk van de verslagen over dat jaar te willen toezenden.