222 met het Rotterdamsche, eenvoudig maar uitstekend ingerichte gebouw. De oplossing is een alleszins gelukkige en daarom zou ik uitstel als door de motie bedoeld ten zeerste betreuren, vooral omdat dit, zooals ik reeds zeide, geen noemenswaarde voordeelen belooft. Immers, besluit men tot de verbouwing van het Stadhuis, dan is er daar voor het archief geen goede bewaarplaats te verkrijgende ruimte is daarvoor niet geschikt, een brandvrije bergplaats van zoo grooten omvang niet te combineeren met de andere plannen. Waarom ook zou men dan niet alle ruimten reserveeren voor de secretarie-diensten en wat uit het stadhuis kan, er ook buiten plaatsen? Besluit men daarentegen tot den bouw van een nieuw stadhuis en plaatst men het archiefdepöt ernaast want de plaatsing i n het stadhuis is èn ter wille van brandveiligheid, èn ter wille van latere uitbreidingsmogelijkheid zeker niet aanbevelingswaard dan gebruikt men daarvoor zeker terrein, dat veel duurder is dan het nu voorgestelde, terwijl men daardoor, zooals ik hiervóór reeds aantoonde, toch geen voordeelen voor den dienst bereikt, die dat offer aan geld en tijd waard zijn. Ten slottebesloot men om het tegenwoordige stadhuis in te richten voor archief en museum ik geloof niet, dat ik voor het archief dergelijk besluit gelukkig zou achtenik zou niet weten, hoe er, zonder o n n o o d i g hooge kosten, een bewaarplaats zou zijn te maken, die aan de eischen voldeed. En tegenover dat weinige, dat in het gunstigste geval te winnen ware, staat dan het groote bezwaar van het uitstel. Meer dan iets lijkt mij dit gevaarlijk. Ik behoef hier niet nogmaals op de hoogst ongunstige omstandigheden te wijzen, waaronder het archief hier wordt bewaard. Zij zijn zonder weerga. Er is geen enkele stad van eenige beteekenis, die niet beter zorg voor haar archieven gedragen heeft dan 's-Gravenhage. Ik verwijs daarvoor naar mijn, in de Bijlagen van het Gemeenteverslag 1906, opgenomen Verslag. Het voorstel van Uw college is dan ook met instemming door de archiefwereld ontvangen. De voorzitter der Vereeni- ging van Archivarissen zeide daaromtrent in zijn openingsrede ter alge- meene vergadering het vuur, dat op Broekhuijzen de kostbare handschriften collectie der familie Pauw verteerde, dat op Wychen familiepapieren en „familieportretten verslond, en dat ook bij den brand van het Groningsche „Universiteitsgebouw naar men zegt enkele waardevolle papieren deed te „gronde gaan, is niet afdoende te weren dat bewijst ons elk jaar opnieuw. „Met des te meer angstvalligheid behooren dus onze vroede vaderen alles „in het werk te stellen wat mogelijk is, om het gevaar althans te ver hinderen. En met voldoening vernemen wij dan ook, dat „eindelijk en ten laatste het bestuur der residentie be sloten heeft een einde te maken aan den voorbeeldeloozen „toestand, waarin zich haar belangrijk en zeer volumineus 223 „stadsarchief bevindt, opgestapeld als het nog altijd (alles „behalve brandvrij) ligt op de zolders van het Haagsche „stadhui s." Men heeft gezegd en het is mogelijk, dat de voorstellers der motie, dat mede overwegende, het uitstel niet zóó erg vonden dat het gemeentearchief niet belangrijk is; dat het dus de eraan besteede kosten niet waard zou zijn. Reeds uit de hierboven aangehaalde woorden van Mr. S. Muller Fz. blijkt, dat men daarover bij hen, die het weten kunnen, geheel anders oordeelt. Tegenover Uw college, dat blijkens Uw voorstel van de belangrijkheid overtuigd is, behoef ik dit niet nader aan te geven. Maar met het oog op de stellers der motie is het wellicht gewenscht met een enkel woord hierop in te gaan. Een archief is het geheel der bescheiden ex officio ontvangen bij of opgemaakt door eenig bestuur of een zijner beambten. Voor elk later bestuur bevat het dus de acta der voorgangers, de belangrijkheid ligt derhalve in de mate van volledigheid. Waar het Haagsche Ge meente-archief van ongeveer 1570 af, voor zoover ik nu oordeelen kan, buitengewoon volledig is bewaard, daar is van het standpunt der Gemeente-administratie het archief zonder twijfel belangrijk. En dat is toch waarnaar de Gemeente allereerst moet vragen. Waar zij haar rechten en verplichtingen alleen kan leeren kennen uit de acta van vorige besturen, moet het voor haar van onweerlegbaar gewicht zijn, die niet alleen veilig te bewaren, maar ook zorg te dragen, dat zij voor het gebruik geschikt en geheel en gemakkelijk toegankelijk zijn. De historische, de wetenschappelijke belangrijkheid komt daar natuurlijk bij. Dat die, waar 's-Gravenhage nimmer stemhebbende stad was, niet zóó groot is als die van Amsterdam, of van een oude stad als Leiden, spreekt van zelvemaar dat neemt niet weg, dat Den Haag toch altijd een plaats van beteekenis is geweest, en in vele opzichten haar archieven zéér merkwaardig zijn. Bedenkt men, dat in 1907, tot heden, door 62 verschillende personen tezamen 690 bezoeken zijn gebracht voor hunne wetenschappelijke onder zoekingen, en dat de archivaris schriftelijk een 60-tal aanvragen te behan delen kreeg, dan is dat toch zeker wel een bewijs, dat ook voor de wetenschap een goede bewaring en berging van de archieven wenschelijk is. Een buitengemeen belangrijk voordeel wordt door de stichting eener goede bewaarplaats bovendien verkregen. Dan toch maar ook dan pas zal het Rijk de zeer belangrijke Haagsche rechterlijke archieven en het zg. notarieel archief, nu in het Rijksarchiefdepöt geborgen, weder aan de Gemeente afstaan. Het bezit daarvan onder eigen beheer ik wees daarop reeds in mijn Verslag is voor de Gemeente, vooral met het oog op hare rechten, van onberekenbaar nut, en wordt dit verkregen, dan is, met de belangrijkheid, ook zeker het bezoek verdubbeld.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1907 | | pagina 33