218
afschriften van de oude erfpachtsakten en het afwerken van de ordening
van het nienw-archief, welk een en ander naar wij ons vleien in den
loop van 1908 en 1909 kan afloopen. Daarna kunnen wij voor de verdere
regeling dezer aangelegenheid U nadere voorstellen doen."
Vervolgens wijzen B. en W. op het feit, „dat voor de gewichtige
stukken in het archief aanwezig (men denke hierbij vooral aan de menigte
waardevolle erfpachtsakten) geen bergplaats aanwezig is, waarin zij tegen
vernietiging eenerzijds door brand en anderzijds door verstikking zoo goed
mogelijk gevrijwaard zijn. De brandkluis in de benedengang van het
Raadhuis is niet van een gelegenheid tot voldoende ventilatie te voorzien
en bij een genomen proef is gebleken, dat de daarin geborgen stukken
aan een zekere vernietiging door verstikking zijn blootgesteld" En
daar het niet mogelijk is de archiefkamer brandvrij te maken, stellen zij
den Raad voor, ter berging van de belangrijkste stukken, een brandvrije
ruimte aan te brengen aan de kamer van den secretaris en daarvoor een
crediet van f 540 toe te staan. Verder noodigen zij den Raad uit hen te
machtigen om uit de voor jaarwedde van den tijdelijken archivaris op de
begrooting voor 1908 aangewezen som van f 750 te bestrijden de belooning
over dat jaar van een persoon voor de ordening enz. van archief en
bibliotheek in den zin als hiervoren omschreven en het aanschaffen van
de hulpmiddelen (kaarten, doozen enz.) daartoe noodig.
In de vergadering van den gemeenteraad van 21 Februari j.l. vroeg
de heer Kikkert, of er al dadelijk een beslissing in dezen moest genomen
worden. Het zou hem spijten, wanneer zoovele oude stukken voor de
gemeentenaren van belang naar Den Haag moesten worden verplaatst.
De heer Van Dusseldorp stelde voor, het eerste punt van het voorstel (de
overbrenging van het rechterlijk archief naar Den Haag) buiten bespreking
te laten en alleen de beide andere punten aan te nemen. Dan zou ook
kunnen worden onderzocht, of tot het maken van een brandvrije plaats
met voldoende ruimte voor alle stukken kon worden overgegaan.
Het voorstel werd aldus gewijzigd aangenomen.
Door den Raad der gemeente 's-Gravenhage is in zijne vergadering
van den lOden December 1907 vastgesteld de volgende verordening,
houdende wijziging van de verordening, regelende de heffing van Rechten
en Leges van stukken ter Gemeentesecretarie, enz.
Artikel 1.
Aan art. 1 van de in den hoofde dezer genoemde verordening worden
toegevoegd de volgende bepalingen
l) Het is te hopen, dat men geen waardevolle stukken aan deze gevaarlijke
proef heeft onderworpen.
219
„afschriften of uittreksels uit registers of andere stukken uit het
oud-archief, voor elke geheel beschrevene bladzijde, houdende 27 regels,
elk van 12 lettergrepen, de bladzijden en lettergrepen door elkander en
de gedeeltelijk beschrevene voor vol gerekendvijf en twintig cent"
g. „afschriften of uittreksels uit registers of andere stukken vóór het
jaar 1700, voor elke geheel beschrevene bladzijde, houdende 27 regels,
elk van 12 lettergrepen, de bladzijde en lettergrepen door elkander en de
gedeeltelijk beschrevene voor vol gerekendvijftig cent"
li. „nasporingen door aan het archief verbonden ambtenaren ten
behoeve van particulieren, voor elk uur daaraan besteed, gedeelten van
een uur voor een geheel berekend: vijftig cent".
Zooals men weet, hebben B. en W. van 'sGravenhage eenigen tijd
geleden den raad het voorstel gedaan, te besluiten tot het stichten van een
gebouw voor oud-archief en bibliotheek op een terrein aan het Louise
de Colignyplein en tot het aankoopen van den voor die stichting benoo-
digden grond. Een motie werd toen ingediend om de behandeling van
dit voorstel te verdagen tot aan de orde is gesteld de vraag, „of het
bestaande raadhuis slechts verbouwing zal ondergaan, dan wel of voor
raadhuis een geheel nieuw gebouw zal worden gesticht".
B. en W. hebben die motie in handen van den gemeente-archivaris
gesteld met uitnoodiging hun zijn gevoelen daarover mede te deelen.
Naar aanleiding van een door dezen uitgebracht rapport deelen B. en W.
thans den raad mede, dat er geen aanleiding bestaat om hun oorspronkelijk
voorstel niet te handhaven, of om de behandeling van dat voorstel uit te
stellen. Het ligt in hun voornemen dat voorstel eerlang weder in eene
raadsvergadering aan de orde te stellen met de bovengenoemde motie.
Het rapport van den gemeente-archivaris luidt als volgt„Gaarne
neem ik de, mij door de opdracht van UEdel Achtb. geboden, gelegenheid
waar om mijn oordeel te zeggen over de bezwaren, waarvan de motie der
heeren Jansen c.s. de uiting is. Te eerder omdat het mij hierdoor wellicht
tevens mogelijk is eventueele andere bezwaren reeds van te voren te
weerleggen.
Oppervlakkig beschouwd lijkt het bezwaar der heeren vanzelfsprekend
waarom zou men niet trachten het daarheen te leiden, dat eventueel de
archieven der gemeente in de onmiddellijke nabijheid van den zetel van
het bestuur, waarvan zij afkomstig zijn, worden geborgen en beheerd?
En ik behoef zeker niet te zeggen, dat er voor een dergelijke oplossing
ook wel iets te zeggen zou zijn. Maar de zaak ligt hier eenigszins anders,
en men moet haar beschouwen in verband met de omstandigheden. De
vraag moet m. i. deze zijnweegt het in het gunstigste geval te