208
Aan de universiteit te Rijssel zijn door den heer Maurice Gossart
twee proefschriften verdedigd, die op Nederland betrekking hebben. Hij
heeft namelijk zijn doctoraat gehaald met het opmaken van een „Catalogue
historique et critique des incunables d'origine néerlandaise conservés a la
Bibliothèque communale de Lille" en met een studie over „Jéröme Bosch,
le „faizeur de Dyables" de Bois-le-Duc. La peinture de diableries en
Flandre du Moyen-Age".
Prof. Blok heeft zijne medewerking aan de „Annales" toegezegd.
Deutsche GESCHiCHTSBLaTTER. Monatsschrift zur Förderung der landes-
geschichtlichen Forschung. Oktober 1907—Jannari 1908. Gotha, Friedrich
Andreas Perthes.
In het Novembernummer bespreekt Armin Tille de bronnen voor een
stedelijke maatschappelijke geschiedenis. Hij legt er in zijne verhandeling
den nadruk op, dat tot nu toe alleen van bronnen voor de rechts
geschiedenis sprake is: hij wil daarom bij de nu gepubliceerd wordende
bronnen ook enkele andere voegen, die het leven der voorvaderen nader
tot ons brengen, zooals bij ons b. v. door de uitgaven der stadsrekeningen
geschiedt.
Het Decembernummer bevat een studie van Karl Reuschel over
folklore (Volkskunde) en folkloristische vereenigingen, waarin wordt be
sproken, van welken aard die vereenigingen in Duitschland zijn, en wat
zij hebben uitgericht.
Georg Caro geeft in de vierde aflevering een uiteenzetting van het
ontstaan def-.heerlijke rechten in verband met den staat; hoe bij de Ger
manen eertijds alle hoeven, de kleine zoowel als de groote, vrij waren,
en hoe pas door den Karolingischen invloed de heerlijkheid, de „villicatio"
ontstaan is, die hij daarna beschrijft. Ook bevat deze aflevering mede-
deelingen over het „Fürstlich Leiningsche" archief te Amorbach, waarvan
het oudste stuk dateert van 1196.
Oktober bracht ons verder een plan voor een archiefreglement;
het is naar het voorbeeld van het te Mülhausen vigeerende reglement
door de Thüringer archivarissen ontworpen. Het bevat voorschriften voor
het gebruik en de toegankelijkheid der archieven, voor de aanvragen tot
gebruikmaking, voor het gebruik ter plaatse, voor de verzending naar buiten,
voor het verstrekken van schriftelijke inlichtingen, voor het gebruik ten
behoeve van genealogische doeleinden, voor het verstrekken van present
exemplaren van werken, waarvoor uit het archief gegevens verschaft zijn
en voor het restitueeren van portokosten. Van ons K. B. van 30 October
1903, no. 29 (zie Archievenblad dl. XII blz. 65 en vlg.) wijkt het in zoo
verre af, dat voor groote onderzoekingen toestemming van den Magistraat
wordt vereischt, die geweigerd kan worden als zij kunnen dienen om met
209
de uit de archieven geputte kennis processen te beginnen. Met de twee
beambten mag, wanneer er spreekuren zijn vastgesteld, slechts in die uren
worden gesproken. De door bezoekers gemaakte afschriften moeten aan
den archivaris worden overgelegd en zijn eerst na zijn goedkeuring, casu
quo na die van den magistraat, het eigendom van den maker. Afschriften
worden door den archivaris in zijn vrijen tijd geleverd tegen een betaling
van 3 M. per uur. Bij genealogisch onderzoek moet vooraf blijken, dat
de gedrukte bronnen allen zijn doorzocht, en vooraf medegedeeld worden
of men ^een geslachtsboom zoekt of wel naar de afstamming van een be
paald persoon enz., en wat reeds aan den verzoeker bekend is.
Korrespondenzblatt des Gesamtvereins der deutschen Geschichts-
und Altertumsvereine. Jahrgang 1907, no. 1012. Jahrgang 1908, no. 1.
Op de zevende jaarvergadering, 14 September 1907 te Karlsruhe
gehouden, heeft Dr. Obser gesproken over de archievenzorg in Baden,
waarbij hij vooral het oog had op de archieven der kleine gemeenten,
parochiën enz. De 'namen der plaatsen, waar deze gevestigd zijn, zijn
opgeschreven en er is gelegenheid gegeven die archieven, onder behoud
van het eigendomsrecht, bij de depóts in bewaring te geven, terwijl elk
archief door een der 8 deskundigen op vastgestelde tijden wordt bezocht,
zoodra de regeling der archieven voltooid is. Daarna sprak Dr. Riedinger
over de verzending van archiefstukken, vooral van die voor private doel
einden, terwijl hij de verzending van stukken voor ambtelijk onderzoek
buiten bespreking liet. Hij gaf daarbij eigenaardige staaltjes van ver
zoeken om toezending. Verder besprak hij de voor- en nadeelen van
die verzending; ofschoon hij niet overtuigd is van de absolute noodzake
lijkheid en al neemt hij aan, dat de last, den archivaris en den onder
zoeker ter plaatse aangedaan, zeer groot kan zijn en het vervoer zelf niet
zonder gevaar is, toch wil hij het niet geheel verbiedeninkrimpen wil
hij het echter welin de eerste plaats zullen geen stukken gezonden mogen
worden aan dilettanten (en daaronder aan de besturen der meeste tentoon
stellingen) en aan hen, die pas met historische studiën beginnen. Wel
daarentegen aan genealogen aan „Lokalforscher", aan geschiedvorschers
van beroep en aan hen, die met de uitgave van verzamelwerken zijn belast.
Ook zakelijke voorwaarden stelt hij met betrekking tot den ouderdom en
de zeldzaamheid der stukken enz., of van een te verzenden stuk een groot
gebruik moet gemaakt worden, dan wel of het slechts voor een kleinigheid
wordt gevraagdkleine zendingen, korten termijn, strenge voorschriften
voor terugzending, terwijl aan dit alles krachtig de hand moet gehouden
worden. Daarentegen wil hij dan den tijd van openstelling zoo groot
mogelijk maken en dringt hij er op aan, dat de archivaris schriftelijk zoo
veel mogelijk hulp verschafte, niet in het belang van den vreemde maar