Archives ou correspondance inédite de la maison d'Oranoe-Nassau. Troisième série, publiée avec autorisation de S. M. la Reine par Dr. F. J. L. Kramer. Tome V. 16971700. Leyde, A. W. Sijthoff, 1908. 202 waarvan hier sprake is, moet Ottokar zijn, wiens relaties met koning Richard immers bekend zijn. Ottokars schoonvader was echter (zooals in de aanteekening op blz. 266 vermeld had moeten worden) niet de markgraaf van Brandenburg, maar vorst Ratislav van Halicz in Galicië, die met een dochter van den Hongaarschen koning Bela IV gehuwd was. Dit in aanmerking genomen, zal ook wel de hertog van Saksen slechts door een of andere verwarring in Velthems verhaal gekomen zijn; men zou aan koning Bela zelf kunnen denken, met wien immers Ottokar in 1260 overhoop lag. Dat hier en daar ook een bruikbare mededeeling gevonden wordt, bewijst 't verhaal in I, 2758 vlg., volgens hetwelk hertog Hendrik van Brabant in 1256 na den dood van koning Willem naar Holland kwam om de voogdij over Floris V op zich te nemen„want hi die naeste wilde wesen Vans vader halven doe ter tijt". Dit is in zoover onjuist, dat in de eerste plaats aan Willems broeder Floris de voogdij toekwameerst na diens dood (26 Maart 1258) kon van een aanspraak in rechte van den Brabant- schen hertog kwestie zijn. Toen echter bestond inderdaad zulk een aan spraak, en 't is ook volkomen waarschijnlijk, dat Hendrik als naaste man nelijke bloedverwant van den jongen Floris zijn recht op de voogdij tegen over Aleidis, de zuster van koning Willem, heeft doen gelden. Want kort te voren had Holland zich nog bij Richard van Cornwallis, den kandidaat der Welfische partij, aangesloten, terwijl de hertog van Brabant aan den kant van Alfons van Castilië stond. Daarom zal men Velthems bericht niet met Obreen (Floris V, Recueil de travaux publiés par la faculté de philosophic et lettres, 34me fascicule, Gand 1907, blz. 12) geheel mogen verwerpen, maar de door Obreen aangehaalde plaats uit een oorkonde, volgens welke Aleidis den hertog van Brabant „secum elegit ad guber- nandam terram Hollandiae et Zeelandiae", in dien zin moeten opvatten, dat beide partijen het eens werden over de wederzijdsche aanspraken; evenmin zal men dezen stap der gravin uit een gevoel van vrouwelijke zwakheid mogen afleiden. De meeste waarde bezitten Velthems berichten aangaande eenige weinig in 't oog loopende gebeurtenissen, zooals (II 1678—1693) de helaas korte mededeeling over den kruistocht der schaapherders uit Brabant en Henegouwen; het jaar, volgens Velthem dat van de Engelsche huwelijks feesten, dus 1254, blijft twijfelachtig. Op Velthems berichten zijn wij verder alleen aangewezen, wat broeder Ysewijn betreft, die, uit Duitsch- land verdreven, te Maastricht en te Leuven als maatschappelijk-hervormend prediker optrad (I, 2274—2549,1 I, 47-64). Dit bericht is ook daarom van waarde; omdat Velthems oordeel niet is ingegeven door partijdige vijandschap„dus hi starf oec daer naer In ellinde, om dat hi Die wareit predecte, seget men mi". Op deze plaats blijkt tevens, dat de nieuwe 203 uitgave van den tekst tegenover de oude voor de historische wetenschap een aanwinst beteekent. Volgens den ouden tekst, (I, 2300) predikt Yse wijn„ghi woekers, ghi vercopers met!" Eerst in de nieuwe uitgave is de juiste lezing „v or copers" hersteld: 't is de vóórkoop, 't opkoopen van waren, nog vóórdat ze op de markt gebracht zijn, hetgeen als woeker verdoemd wordt. Voor den geschiedvorscher is de oude uitgave daarom zoo gemakkelijk, omdat ze bij den tekst een doorloopend glossarium geeft. Naar wij hopen, stelt de nieuwe uitgave ons door een uitgebreid glossarium als aanhangsel schadeloos. Eveneens ware 't wenschelijk, dat wij voor de zéér bruikbare inhoudsopgave, welke zich bij den ouden tekst bevindt, door een goed zaak- en naamregister schadeloos gesteld werden. Utrecht. O. OPPERMANN. Literatuur-kroniek. Verslaoen omtrent 's Rijks Oude Archieven. XXIX. 1906. 's Gra- venhage. 1907. Behalve de gewone archiefverslagen bevat de bundel de verslagen over de regeling van oude gemeente- en waterschapsarchieven in Zuid- Holland, reeds vroeger hier besproken, het jaarverslag van de Commissie van advies voor 's Rijks geschiedkundige publicatiën, de verslagen over de werkzaamheden van Dr. G. Brom en Dr. J. A. F. Orbaan te Rome en de notulen van de zevende bijeenkomst der Rijksarchivarissen op 23 October 1906, die geheel gewijd was aan de bespreking van de al- of niet-wensche- lijkheid van ruiling van enkele gedrukte staatsstukken. Bij het Haagsche Rijksarchief worden als aanwinsten vermeld het belangrijke archief van het Tangersche consulaat-generaal, de archieven van de heerlijkheden, gelegen onder Noord-Waddinxveen, en de papieren van Floris Adriaan van Hallbij het Geldersche bestaan de aanwinsten o. a. uit de statuten van het huis der broeders des gemeenen levens te Does burg, bij het Zeeuwsche uit het archief der Doopsgezinde Kerk te Middel burg (in bruikleen) en het cartularium van Jan Ruychrock (f 1440) en bij het Limburgsche uit de archieven der heeren van Kessel uit de familie van Merwyck. Aan het Noord-brabantsche verslag is een lijst van notarissen in die provincie toegevoegd, aan het Utrechtsche een lijst der in afgietsels voor- handene bisschopszegels. Dit deel bevat 289 brieven, door Prins Willem III aan Heinsius en

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1907 | | pagina 23