190
omvangrijke resultaat van vrouwelijken arbeid in ons vak is geleverd
en reeds daarom belangwekkend mag heeten. Ook wegens dit feit aanvaarde
mej. Dr. Moquette de bijzondere verzekering van mijn welgemeende hulde.
BI., 29 Febr. 1908. W. R. VEDER.
L. Lasonder. Archief van de Doopsgezinde gemeente te Middelburg.
Bijlage B. van het Jaarverslag omtrent het Rijksarchief in Zeeland over 1906.
Het Rijksarchief in Zeeland schijnt bijzonder gunstig bekend te staan
bij hen, die over het in bruikleen geven van kerkelijke archieven te
beschikken hebben. In 1898 werd dat depot verrijkt met het belangrijke
archief van den kerkeraad der Hervormde gemeente te Arnemuideneenige
jaren later vroegen en verkregen de bestuurderen van de Engelsche kerk
te Middelburg daar een veilige bergplaats voor hun archief en daarna
weer heeft de kerkeraad van de Doopsgezinde gemeente in de Zeeuwsche
hoofdstad aangeklopt en is hem bereidwillig opengedaan. In 1906 werd
het archief van die gemeente naar het depót overgebracht, aanvankelijk
alleen met het doel daar geïnventariseerd te wordenmaar toen het geheel
geordend en voor terugzending gereed was, vond de kerkeraad het jammer
de stukken weer uit hun veilige bewaarplaats weg te halen en bood het
bruikleen aan, dat bij akte van 1 November 1906 aanvaard werd.
Het is te verwachten, dat deze voorbeelden zullen trekken. Ook te
hopen! Want van alle archieven verkeeren waarschijnlijk de kerkelijke
in den meest ongunstigen toestandomdat de bewaarplaatsen zoo al niet
onveilig door gevaar van brand en ontvreemding dan toch en dat is
veel erger in den regel uiterst vochtig zijn. Uit eigen ervaring herinner
ik mij het volgende geval. Toen mij voor eenige jaren was toegestaan
een onderzoek in te stellen in een kerkelijk archief ergens in Zeeland en
de noodige sleutels, die uit voorzorg in verschillende handen berustten,
per rijwiel bij elkaar waren gehaald, stelde de predikant ze mij, zonder
meer, ter hand en liet mij verder aan mijn lot over. Vereerd door dit
bewijs van vertrouwen, maar nog meer verwonderd over deze inkonse-
kwente manier van handelen, nog wel tegenover een wildvreemde, opende
ik met den eersten sleutel de kerk, met den tweeden de archiefkamer en
met den derden de archiefkast en vond ja, waarschijnlijk het geheele
archief bijeen, maar hoeHet zou al een heel vreemde dief geweest
moeten zijn, die van dat natte, vieze zoodje nog iets van zijn gading
achtteNiet alleen de oude, maar zelfs reeds vele nieuwe stukken waren
ten deele door vocht vergaan, en wat nog leesbaar was, rook zóó muf
en schreeuwde zóó om zon, dat het mij hard viel de stukken weer, wei-
bewaard met driedubbele sloten, te moeten opsluiten. Als dat archief ooit
in bruikleen wordt aangeboden, zal de Rijksarchivaris het zeker niet met
onverdeeld genoegen aanvaarden
191
Het archief van de Doopsgezinde gemeente, waarvan de inventaris
hier voor mij ligt, ziet er gelukkig heel wat beter uit. Ook kwantitatief
is het, hoewel van de oudere stukken verloren zijn gegaan, vrij goed
bewaard gebleven. Hoe het er in zijn volledigen toestand heeft uitgezien,
maakt de heer Lasonder, adjunct-commies bij het Rijksarchief in Zeeland,
die den inventaris heeft bewerkt, ons duidelijk door het schematisch over
zicht, dat hij geeft in Bijlage V. Een zeer gelukkig denkbeeld, dat alle
navolging verdient! Als verdere Bijlagen evenals de heer Lasonder
begin ik met deze zijn afgedrukt het oudst bewaarde reglement van
1694, een archiefinventaris van omstreeks 1725, een lijst van archiefstukken
van 1778 en nog een archiefinventaris van hetzelfde jaar. Wat het
afdrukken van den laatste betreft, beperkt zich dit tot de losse stukken,
die niet zijn opgenomen in de lijst van dat jaar, ofschoon het hoofd van
deze bijlage en de noot van nr. 39 wat anders doen vermoeden. In de
eerste bijlage, het reglement van 1694, is bij elk artikel naar de overeen
komstige artikels van de volgende reglementen verwezen, hetgeen voor
hem, die deze reglementen moet raadplegen, van nut zal zijn, terwijl bij
de oude archiefinventarissen bij ieder nummer vermeld is, waar zich
dit in den tegenwoordigen inventaris bevindt. „Tot op zekere hoogte",
zegt de samensteller, „kan dit een regestenlijst vervangen, en ook heeft
men zoodoende een gemakkelijk overzicht over de ontbrekende losse
stukken". Voor het eerste argument voel ik niet veel, aangezien slechts
weinige der stukken belangrijk genoeg zijn om in regest gebracht te
wordenvoor het tweede echter des te meer en daarom schijnt mij ook
hier de arbeid van den heer Lasonder zeer nuttig. Mijns inziens hadden
echter de uitvoerige tabellen in de noten van de inventarisnummers 11 15
en 25 26 zonder veel bezwaar achterwege kunnen blijven. Nu wij
ongemerkt van de bijlagen tot den inventaris zelf zijn overgegaan, haast
ik mij te zeggen, dat deze logisch in elkaar gezet is door de reglementen
als grondslag voor de indeeling te nemen, waardoor drie hoofdver-
deelingen verkregen zijn: A. Handelingen van het Kerkbestuur met de
onderafdeelingen1. Van den Kerkeraad, 2. Van het College van diakenen
en 3. Van de Commissie voor een nieuwe kerk. B. Geboorte-, trouw
en lidmatenboeken en C. Financieel beheer, welke laatste rubriek weer
onderverdeeld is in1. Van den kassier, 2. Van den ontvanger van het
wachtgeld, 3. Van de ontvangers van de giften voor den predikdienst,
4. Van den ontvanger der gelden voor de Pruisische huisgezinnen en
5. Van den boekhouder.
Als appendices volgen dan nog 1. Stukken van particulieren aard, en
II. Archief van de Doopsgezinde gemeente te Zieriksee, welk archief,
zooveel er nog van over was, na het verloopen van de gemeente, bij de
stukken van de Middelburgsche gemeente werd gevoegd.