178 ghegheven washondert drie ende neghentich jaer onser vrouwen avon Door de onzekerheid, welke Onser vrouwen avont bedoeld is, geeft ook dit charter geen licht. Van den Bergh noteert slechts 1293. 8. Schepenen van D., Zierixce en Middelborch oorkonden, zekere som gelds schuldig te zijn aan Gilles Clawarde en Jhanne Ser Pieterszoon te Brugge. Dese letteren waren ghemaect int jaer ons Heren, dat men screef dusent tve hondert neghentich ende viere smanendaghes nar Palmesoendaghe in April. In 1295 viel Paschen op 3 April, en Palmzondag op 27 Maart; smanendaghes nar Palmesoendaghe was dus niet in April, zooals het charter zegt. Hier is dus niet de Paaschstijl gevolgd, maar de Jaarsdag- of de Kerststijl. De datum is dan 1291 April 12, zooals ook Van den Bergh, die het stuk in regest (no. 874) vermeldt, aangeeft. Maar wat blijk geeft van groote achteloosheid, is, dat hij een charter, gegeven door de Schepenen van dezelfde steden (Oorkb. II no. 901) met volkomen dezelfde dagteekening stelt op 1295 Maart 28. Voor beide stukken geldt dus Jaarsdagstijl, maar we hebben hier te doen met charters, die niet van Schepenen van Dordrecht alleen afkomstig zijn. Mr. Fruin heeft aangewezen, dat Middelburg eerst na 1328 den Paaschstijl heeft aangenomen (Archievenblad XV blz. 91); waarschijnlijk heeft dus Dordrecht in overeenstemming met de Zeeuwsche steden Jaarsdagstijl in genoemde charters doen volgen. Voor Dordrecht kunnen ze m. i. niets beslissen. 9. Schepenen van D. oorkonden, zekere som gelds schuldig te zijn aan Gossin de Brabant. Che fu fait en lan del incarnation nostre signeur mil CC0 quatre vins et quatourse le quartime jour des mois de March. Ook hieruit is niets af te leiden. Van de 9 aangevoerde stukken blijken er 6 niets te beslissen, één, met een elders aanwezig charter, heeft Jaarsdagstijl, maar behoort niet uitsluitend tot Dordrecht. Slechts 2 wijzen beslist op Paaschstijl. Hieruit nu te besluiten, dat Dordrecht in de XlIIe eeuw geregeld dien stijl volgde, dunkt mij wel voorbarig; maar voor den Jaarsdagstijl zijn in het geheel geen bewijzen te vinden. Bovendien is het zeer waarschijnlijk, dat een stad als Dordrecht, die zooveel aan graaf Floris V te danken had en ook 179 zoovele malen zich voor hem in geldelijke aangelegenheden verbond, in tijdrekening niet van dien vorst zal afgeweken zijn, en evenals zijn kanselarij meestentijds deed, den Paaschstijl zal gebruikt hebben. Deze waarschijnlijkheid wint nog aan kracht door het feit, dat de stedelijke rekening voorheen werd afgehoord op Sint Servatiusdag (Mei 13), terwijl later, toen men den Jaarsdagstijl ging volgen, dit gedaan werd op den Zondag na Conversio Pauli (Januari 25), alzoo een maand ongeveer na het afsluiten van het jaar, wat men in den tijd toen men op Sint Servatiusdag rekening deed, ook wel zal gedaan hebben. Dit gevoelen wordt eenigszins bevestigd door de oudste stadsrekeningen van 1284 87. De rekening der inkomsten, die compleet is, begint voor 1284/85 op Sint Servaesdaghede negende maand o. a. ging in Februari 12, de tiende Maart 12. In 1285/86 wordt evenwel de eerste maand van den assys begonnen September 30, en in 1286/87 ging de eerste maand in Mei 1. De uitgaven voor 1284/85 beginnen ook op St. Servaesdaghe. Als be slissend argument kan dit voorgaande evenwel lang niet gelden. Mogelijk kunnen van elders nog meer bouwstoffen aangevoerd worden om den jaarstijl van Dordrecht vóór 1300 aan te wijzen, maar zooveel is zeker, dat sedert 1403 te Dordrecht het jaar aanving met Goeden Vrijdag, en dat daarvan in 1405 gesproken werd als van een oude gewoonte. J. L. van DALEN. NASCHRIFT. Met vergunning van den heer Van Dalen voeg ik aan zijn opstel eene enkele opmerking toe. Het staat vast, dat schepenen van Dordrecht in den aanvang der vijftiende eeuw den Paaschstijl volgden. De vraag is nu: wanneer heeft de stedelijke magistraat dien stijl aangenomen? Ik voor mij ben altijd van oordeel geweest, dat de Hollandsche steden, voor zoover zij den Paaschstijl volgden, dien hebben overgenomen van de grafelijke kanselarij, in elk geval dus na het optreden van het Hene- gouwsche huis, dat dien stijl eerst definitief in de Hollandsche kanselarij heeft ingevoerd. De heer Van Dalen meent nu echter te kunnen aan- toonen, dat te Dordrecht de Paaschstijl reeds in 1289 bij den magistraat in gebruik was, en wel op grond, dat de beide door hem sub 3 en 4 vermelde oorkonden naar den Paaschstijl gedateerd zijn. Immers neemt men voor die stukken Jaarsdagstijl of Kerststijl aan, dan moeten beide dateeringen tot 1288 Maart 7 herleid worden. „Dit dunkt mij", zegt de heer Van Dalen, „voor charters, afkomstig van hetzelfde lichaam, zeer onwaarschijnlijk; de Dordtsche schepenen zullen toch wel niet voor één dag twee verschillende omschrijvingen gebruikt hebben." Deze redeneering schijnt mij niet dwingend ik heb den lezer slechts te verwijzen naar Mr. Muller's Programma, blz. 30, noot 2„In 1457

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1907 | | pagina 11