176
Henri Obreen de vraagWelken stijl volgde Dordrecht in de
X111 e eeuw?
Deze vraag is door het geringe ter beschikking staande materiaal
niet afdoende te beantwoorden. Doch ik wil hier het weinige publiceeren,
dat mij bij het bewerken der regestenlijst van het stedelijk archief uit den
grafelijken tijd is voorgekomen. Misschien kunnen deze gegevens, die in
elk geval iets meer leeren dan de bestaande oorkondenboeken, met die
van elders nog aangevuld worden. Ik geef dan hieronder de dateeringen
van stukken, uitgegaan van Schepenen en Raden van Dordrecht tot 1300,
evenwel slechts die, welke voor het doel, den jaarstijl vast te stellen, in
aanmerking kunnen komen, genomen naar de origineele charters. Zijn
die stukken reeds bij Van den Bergh in druk gegeven, dan vermeld ik
voor den inhoud kortheidshalve slechts het nummer.
1. Oorkb. II no. 132.
Facta fuit autem hec constitutio anno Domini
MÜC°CÜLX° quinto in cathedra Petri, etc.
Deze dateering leert ons niets. Van den Bergh neemt Paasch-
stijl aan: 1266 Februari 22.
2. Oorkb. II no. 447; Van de Wall, blz. 95 in nota.
Dese brief was ghegheven in den selven jare ons
Heren ende op den selven palme sonendach (n.l. in den
jare ons Heren, als men scrivet MCC een ende tachtich
palme sonendach).
Deze dateering leert evenmin iets. Van de Wall behoudt het
jaar 1281, Van den Bergh neemt Paaschstijl aan: 1282 Maart 22.
Een charter van Daniel van der Marewede en Jan van Tholoysen
(Oorkb. II no. 446) met datum: Dese ghegh jaer
ons Heren M°C°C° een ende tachtich Palme daghe
behoort op denzelfden dag gedateerd te worden, tenzij bewezen kan
worden, dat de heeren van Merwede een anderen stijl volgden dan
Dordrecht, wat niet waarschijnlijk is. Van den Bergh neemt voor
beide charters Paaschstijl aan: 1282 Maart 22, maar plaatst bij no. 446
een vraagteeken, wat toe te schrijven is aan den door hem gevolgden
slordigen afdruk uit Smits en Schotel, Beschrijving van Dordrecht,
waar achter „tachtich" punten volgen, terwijl er inderdaad geen
woorden tusschen „tachtich" en „Palmedaghe" staan of gestaan hebben.
3. Schepenen van D. oorkonden een verklaring van Ghise Dukinc
wegens zijn schuld aan zijn broeder Willem en diens zoon Vrank.
In orcunde desen brieve, die ghegheven was int jaer
177
ons Heren alse men scrivet M°CC° ach'te ende tachtich
jaer des Sonnendaghes na inghanghende Marthe.
4. Oorkb. II no. 659.
In orkonde desen brieve die was ghegheven irn 'tjaer
ons Heren MCC0 achte ende tachtech te half vastene.
Mr. Van den Brandeler stelde no. 3 op 1288 Juli 29, wat mij
onverklaarbaar is. St. Martha (Maria en Lazarus) valt zelf op 29 Juli,
de sonnendach daarna zou in 1288 de le Augustus zijn; maar
bovendien, de term inghanghende komt niet voor bij namen van
Heiligen, wel bij maanden. Marthe kan dus niet anders zijn dan
M a a rt.
Neemt men nu voor beide charters jaarsdagstijl of kerststijl aan,
dan komt men voor beide tot 1288 Maart 7. Dit dunkt mij voor
charters, afkomstig van hetzelfde lichaam, zeer onwaarschijnlijk; de
Dordtsche schepenen zullen toch wel niet voor één dag twee verschil
lende omschrijvingen gebruikt hebben. De Jaarsdag- of de Kerststijl
zijn dus in deze charters niet gebruikt, wel Paaschstijl, en de data
behooren te zijn 1289 Maart 6 en 20. Van den Bergh heeft voor
no. 4 ook Maart 20.
5. Schepenen van D. oorkonden een verklaring van Qhyse Dukinc
wegens zijne schuld aan zijn broeder Willem.
In orkonde desen brieve, die was ghegheven int jaer
ons Heren M°CC° ende neghentech des Zaterdaghes naest
half Vastene.
Mr. Van den Brandeler herleidt dezen datum tot 1291 Maart 13.
Hoe hij daartoe komt, is mij niet duidelijk. Neemt men Jaarsdagstijl
aan, dan is Half vast ene (de Zondag Laetare) Maart 12, en vat men
naest op als vóór, dan wordt de datum Maart 11. Ik zou naest
liever nemen als na, dan verkrijgt men met Jaarsdagstijl Maart 18.
Volgens Paaschstijl is de datum öf Maart 31 óf April 7.
6. Schepenen van D. oorkonden een verklaring van Ghise Dukinc
als in no. 6.
In orkunde desen brieve die ghegheven was int jaer
ons Heren M°CC° XCI des Sonendaghes vor Sente Agneten-
daghe.
Deze dateering leert ons niets.
7. Oorkb. no. 870.
brief beseghelt met onser stede seghele die