90 besluit te doen regelen is, voor zooveel betreft de gemeente- en polder archieven, in strijd met de Grondwet. Bij een Koninklijk besluit kunnen geene bindende verplichtingen aan gemeente- en polderbesturen worden opgelegd. Dit kan wel geschieden bij een algemeenen maatregel van bestuur, indien de wet daartoe de bevoegdheid verleent. Art. 1, al. 2, zal daarom m. i. moeten luiden zooals hierboven is vermeld, terwijl art. 3 zal moeten luiden als volgt: „Bij algemeenen maatregel van bestuur worden de eischen vastgesteld „voor de benoembaarheid tot wetenschappelijk ambtenaar aan de in art. 1 „bedoelde bewaarplaatsen van archieven." Een gevolg van het voorgestelde art. 4 zal zijn, dat de rechter, aan wien een afschrift van een archiefstuk, dat van oudere dagteekening dan 1 Januari 1700 is, wordt overgelegd, zal moeten beoordeelen of de onder teekenaar een wetenschappelijk ambtenaar is, indien op het afschrift het visa van een rijksarchivaris ontbreekt. Hierdoor wordt voor de belang hebbenden eene m. i. ongewenschte uitbreiding gegeven aan het bepaalde bij art. 1926 B. W. Voor de advocaten zal echter eene prachtige gele genheid worden geopend, om zich in elk proces, waarin zoodanig afschrift wordt overgelegd, te beroepen op de niet-wetenschappelijkheid van den onderteekenaar. Het zal m. i. wenschelijk zijn het voorgestelde art. 4 te doen vervallen. Art. 13 is niet in overeenstemming met art. 103, al. 2, der Gemeente wet. Ingevolge laatstgenoemd artikel wordt de secretaris bij zijne instructie inzonderheid ook belast met de zorg, welke bij het ontworpen art. 13 wordt overgedragen op Burgemeester en Wethouders. Ik acht het wenschelijk de art. 13 en 14 te doen luiden als volgt: Art. 13. „Behoudens het bepaalde in art. 14, bepaalt de gemeenteraad in de „instructie van den gemeentesecretaris, dat de zorg voor het gemeente- „archief aan hem is opgedragen. „De gemeenteraad regelt de wijze, waarop door burgemeester en „wethouders het toezicht op het gemeentearchief zal worden uitgeoefend, „bij eene verordening, welke aan Gedeputeerde Staten wordt medegedeeld." Art. 14. „De gemeentearchivaris wordt door den gemeenteraad, die eene aan beveling van twee personen, door burgemeester en wethouders in te „dienen, ontvangt, benoemd, geschorst of ontslagen. „Ontslag, niet overeenkomstig eigen verzoek, wordt niet verleend dan „met goedkeuring van Gedeputeerde Staten. „De instructie van den gemeentearchivaris wordt door den gemeente- 91 „raad vastgesteld en aan Gedeputeerde Staten medegedeeld. In die instructie „wordt bepaald, over welk gedeelte van het gemeentearchief de bemoeiing „van den gemeentearchivaris zich zal uitstrekken." Omtrent de jaarwedde van den gemeentearchivaris is in de gemeente wet niets bepaalt. Wat de gemeenten, die aan hare verplichtingen voldoen, betreft, zij zullen in de meeste gevallen geene geldelijke bijdragen noodig hebben, omdat de kosten kunnen worden bestreden. Het zijn de gemeenten, die aan de verplichtingen willen voldoen, maar niet kunnen, die geldelijke bijdragen noodig hebben. Daarom acht ik het wenschelijk art. 16 te doen luiden als volgt „De jaarwedde van den gemeentearchivaris en de kosten voor de „zorg en het beheer van het gemeentearchief komen ten laste der betrokken „gemeente. „Aan de gemeenten, voor wier archieven naar vermogen wordt vol- „daan aan de bij de wet of bij algemeenen maatregel van bestuur opgelegde „verplichtingen, kan door Ons eene vaste jaarlijksche bijdrage uit 's Rijkskas „worden verleend." De bepaling van art. 17 is niet duidelijk en kan tot moeilijkheden leiden, vooral wanneer de gemeenten in verschillende provinciën liggen. Het artikel zal mi. kunnen luiden als volgt: „Naburige gemeenten kunnen zich, met inachtneming van art. 121 „der gemeentewet, vereenigen tot het oprichten van gemeenschappelijke „bewaarplaatsen harer archieven of tot het vaststellen eener regeling „omtrent de bewaring der archieven uit de eene gemeente in eene bewaar plaats van archieven der andere gemeente. „Zoodanige regelingen worden door Gedeputeerde Staten of door „Ons niet goedgekeurd, tenzij daarbij het toezicht op de uitvoering aan „Gedeputeerde Staten is opgedragen. „Liggen de gemeenten in verschillende provinciën, dan zal door Ons „worden bepaald wie met het toezicht zal zijn belast." In art. 21 is niet bepaald bij wien de benoeming van een archivaris moet worden uitgelokt. Bij het waterschapsbestuur, veenschapsbestuur of polderbestuur kan dit niet geschieden, want dan zal het betrokken bestuur bij zichzelf de benoeming moeten uitlokken. Dat verzuim kan worden hersteld door art. 21 te doen luiden als volgt: „Ter uitvoering der in art. 20 bedoelde zorg belast het betrokken „bestuur, bij aan Gedeputeerde Staten mede te deelen instructie, den „secretaris of een zijner leden met het beheer over het archief. „Dat beheer kan door genoemd bestuur ook aan een archivaris „worden opgedragen." Het zal m. i. ook wenschelijk zijn in art. 22, al. 1, te bepalen, dat het toezicht „door Ons bij algemeenen maatregel van bestuur" zal worden

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1907 | | pagina 7