150
maar ook aan de practische eischen van het middelbaar- en lager onder
wijs, aan de behoefte van ingenieurs, staathuishoudkundigen enz. aan
betrouwbare historisch-geographisch-statistische kaarten zou tegemoet komen,
hoopte men, dat de Minister dit betrekkelijk gering subsidie op de be
grooting zou willen brengen."
In het Voorloopig verslag op het derde hoofdstuk der begroo
ting komt o. a. voor
25. Oude archieven te Parijs. Meermalen is verklaard,
dat de aandacht der Regeering gevestigd was op het terug verkrijgen van
een aantal oude Noord-Nederlandsche archieven, welke zich nog te Parijs
bevinden. Gevraag'd werd, of zich in het afgeloopen jaar geen gelegen
heid heeft voorgedaan tot het terugbekomen dier stukken, welke voor de
Fransche archieven zonder eenig belang zijn, terwijl zij historisch en weten
schappelijk in onze verzamelingen tehuis behooren. Daaronder bevinden
zich o. a. rekeningen van de grafelijkheid van Holland en bescheiden,
rakende de locale geschiedenis van Maastricht. Wat is de Minister voor
nemens te dezer zake te doen?"
28. Vernietiging van registers van den burgerlijken
stand. In de Memorie van Toelichting tot het wetsontwerp ter voor
ziening in het gemis van de dubbelen der registers van den burgerlijken
stand, gehouden aan het consulaat te San Francisco, wordt medegedeeld,
dat verschillende ingezonden dubbelen van registers van den burgerlijken
stand, die geen akten bevatten, aan het Departement van Buitenlandsche
Zaken zijn vernietigd. Men meende daaruit te mogen opmaken, dat zulks
de gewone praktijk is. Gaarne zoude men worden ingelicht, of van zulk
een vernietiging steeds proces-verbaal wordt opgemaakt, zoodat later gemak
kelijk kan worden aangetoond, dat bedoelde registers op grond van voor
noemde omstandigheid niet meer bestaan."
Omtrent 25 zeide de Minister van Buitenlandsche Zaken in zijn
Memorie van Antwoord, dat nog steeds over deze aangelegenheid
overleg plaats heeft tusschen den Minister van Binnenlandsche Zaken en
hem; omtrent 28 luidde het antwoord aldus: „Voor zoover vroeger de
dubbelen van afgesloten registers van den Consulairen burgerlijken stand,
waarin geen akten waren ingeschreven, werden vernietigd, blijkt daarvan
op het Departement van Buitenlandsche Zaken op voldoende wijze. Boven
dien wordt door eiken consulairen post, waar in een bepaald jaar geene
akten zijn ingeschreven, na afloop van dat jaar eene negatieve verklaring
aan het Departement van Buitenlandsche Zaken ingezonden. De onder-
geteekende ziet er geen bezwaar in, de dubbelen der registers, die geene
akten inhouden, voortaan op dezelfde wijze als de dubbelen van regis
ters, die wèl akten bevatten, ter griffie der arrondissements-rechtbank te
's-Gravenhage te doen overbrengen.
151
In de vergadering der rijksarchivarissen, onder voorzitterschap van
den Algemeenen rijksarchivaris te 's Gravenhage gehouden, werd behandeld
het onderwerp
„Is het om de Nederlandsche archieven, die in België, en de Belgische
archieven, die in Nederland verdwaald of achtergebleven zijn, te kunnen
terugbrengen naar de depots, waar zij wetenschappelijk tehuis behooren,
wenschelijk een Nederlandsche commissie van deskundigen te benoemen,
en aan de Belgische regeering voor te stellen van hare zijde dat eveneens
te doen, om gezamenlijk te trachten in deze zaak tot overeenstemming
te geraken?"
Genomen werden de volgende conclusiën
„De wenschelijkheid wordt uitgesproken, dat er van Nederlandsche
zijde een commissie worde benoemd, om te onderzoeken, wat hier te
lande van voor een algemeenen ruil met België in aanmerking komende
archiefstukken aanwezig is, en om met genoemd rijk onderhandelingen
aan te knoopen
„dat aan de onderhandelingen het Provenienz-principe zal worden ten
grondslag gelegden
„dat insgelijks op de regelen voor de verdeeling, ordening en inven-
tariseering van 's Rijks archieven, vastgesteld bij schrijven van den Minister
van Binnenlandsche Zaken van 10 Juni 1897, litera A, afd. K. W., de
aandacht der commissie worde gevestigd."
In de Raadsafdeelingen omtrent het onderzoek der begrooting voor
1908 van de gemeente Zutfen is o.a. de positie van den archiefambtenaar,
den heer Gimbero, ter sprake gekomen.
Een der leden, de heer Mr. A. S. de Blécourt, oordeelde voor een
goede ordening van het archief wijziging en verbetering van de positie
van dezen ambtenaar noodig en stelde daarom voor, op de begrooting
voor een ambtenaar ter secretarie, tevens tijdelijk archivaris, de som van
1200 uit te trekken. „Niet echter in het belang van den heer Gimberg",
zoo motiveerde dit lid zijn voorstel, „doch in het belang van de gemeente
administratie moet de regeling van het archief ter hand worden genomen.
Een stad met een verleden als Zutphen mag niet haar archief langer aan
de verwaarloozing prijs geven, waaraan het thans is overgeleverd. In het
belang der wetenschap behoort het geïnventariseerd en verzorgd te worden
en toegankelijk gesteld voor het publiek. Maar er is ook een minder
algemeen, maar zuiver practisch belang, dat de afdoende regeling van de
archiefquaestie noodig maakt. De stad Zutphen heeft een enorm landbezit,
landbezit dat wortelt in de grijze oudheidtelkenjare komen er quaesties
over erfpachten, cijnsen, thijnsen, recognitiën, quaestiën, die bij gebrek
aan voldoende historische voorbereiding niet worden opgelost, maar door-