136
te Namen. In de kroniek komt bij de vermelding van de zonderlinge
rechtspraak, medegedeeld in het Archievenblad 1906/7 blz. 162 en 163,
een vinnige opmerking voor van den Heer J. C(uveuer) over de mee
ning, dat de Nederlandsche rechtsstudie een uitmuntende voorbereiding
voor archivarissen zou vormen.
Het Julinummer is bijna geheel gewijd aan archiefonderwerpen, aan
rapporten opgemaakt voor de Septembervergadering der Belgische archiva
rissenhet Brusselsche penningkabinet door V. Tourneur, het werk onzer
Vereeniging door E. van der Mijnsbruooe en de in de vergadering der
Rijksarchivarissen besproken vraagpunten door J. Mees, de Duitsche archief
congressen door Ed. Laloire en de meest gebruikte termen bij het maken
van archiefinventarissen door J. Vannérus. Het laatste stuk is voor ons
wel het belangrijkste: steunende op onze Handleiding geeft het een proeve
tot vaststelling van de meest voorkomende uitdrukkingen zooals archieven,
titels, acten enz.
In de „Revue des revues" is een alleraardigst schetsje opgenomen
over de uitdrukking „il est a la reliure", die gebruikt wordt om aan
bezoekers der Bibliothèque Nationale te Parijs mede te deelen, dat een
zeker boek niet te vinden is. Het nummer vermeldt verder de aanwinsten
van het staatsarchief van Brugge en van Bergen. Als Bijlage volgen de
notulen van de Februarivergaderingen van de „Association des Archivistes
et Bibliothécaires beiges".
Le Bibliographe Moderne, courrier international des Archives et des
Bibliothèques, publié sous la direction de M. Henri Stein. 10e et i j e
Année (19061907) no. 5963. Paris, Auguste Picard.
De aflevering no. 59 en 60 begint met een verhandeling van N.
Hohlwein over de Grieksche papyrusrollen uit Egypte, en bevat verder,
behalve het hierna te noemen artikel, eene mededeeling van Isak Collijn
over twee onbekende Fransche bladzijden uit de 15e eeuw, toebehoorende
aan de universiteitsbibliotheek te Upsala, en het vervolg van den inventaris
der boekerij van het kasteel van Blois, door P. Arnauldet ingezonden.
J. Aug. Brutails geeft een studie over de slechte reglementeering der
archieven der Mairiën en Onder-prefecturen. Hij klaagt daarin over de
onvoldoende zorg, aan die kleinere archieven besteed, bespreekt de oorzaken
daarvanöf onverschilligheid doordat men de afgedane zaken als van geen
belang beschouwt, of intellectueele luiheid en als gevolg daarvan zorge
loosheid voor de ingekomen stukken. Na de vermelding van het feit, dat
de registers beter bewaard blijven dan de losse papieren, geeft hij dan
eenige betreffende raadgevingen. Voor ons is vooral van belang, wat hij
van de gemeentearchieven vermeldt: in verband met de dikwijls voor-
137
komende scheiding tusschen afgemaakte en onafgemaakte dossiers, wil hij
de archieven verdeelen in een historisch en een administratief gedeelte
bij verwaarloozing van het eerste gedeelte wil hij den minister de bevoegd
heid geven dat aan de betrokken gemeenten te onttrekken.
In de eerste aflevering van 1907 (no. 61) zijn alleen de catalogus der archief
stukken vóór 1101 van Meurthe-et-Moselle door Em. Duvernoy en de uit
leenstatistiek der manuscripten van de Parijsche „Bibliothèque Nationale"
over 1897 tot 1906 door L. Auvroy vermeldenswaard. Enkele Fransche
militaire archieven zullen voor het publiek worden opengesteld, ook die
van de militaire rechtspraak vóór 1814. De archivaris van Finistère vraagt,
teneinde een betere bewaring te verkrijgen, opname der gemeentelijke
archieven in het archief van de Prefectuur.
In de afleveringen 62 en 63 bespreekt Léon le Grand de hulpmiddelen,
bij de raadpleging der „actes du Parlement de Paris" te gebruiken, en vooral
de tafel van Le Nain, een verzameling extracten met een zeer uitgebreide
methodische inhoudsopgave. Uit de vergadering der „Association amicale
professionelle des archivistes frangais" op 23 Mei 1907 is vooral de
rede van den voorzitter, den heer Prudhomme, van belang. Hij vermeldde
het afweren van den aanval tegen de „école des chartes", en besprak verder
de wenschelijkheid, dat meer archivarissen lid van de „association" zouden
worden. Verder heeft de vergadering zich verzet tegen het opnemen der
„Brevets d'inventions" (jaarlijks 100 of 120 deelen) in de archieven der
departementen, heeft zij wenschen geuit tot het vaststellen van een nauw
keurige lijst voor de vernietiging der gemeentelijke stukken, ten opzichte
van het vraagpunt over de bewaarplaatsen der notarieele archieven, over
de toelating van Franschen in de archieven van Elzas-Lotharingen en over
enkele zaken van nationaal belang. Het rapport over de toelating der
Franschen in de archieven van Elzas-Lotharingenuitgebracht door
P. Maréchal, wordt dan geheel opgenomen, evenals het rapport van
J. Soyer over de pensioenen der departements-archivarissen en dat van
Dr. Stein over de openbaarheid der archieven van weldadigheidsvereeni-
gingenhet laatste eindigt met den wensch, dat de archieven mogen
worden opengesteld voor historische onderzoekers. E. Déprez behandelt
verder de bescherming der archieven van den Burgerlijken Stand en der
gemeenten (griffie's), die ook in Frankrijk zeer verwaarloosd schijnen te
zijn, en G. Besnier bespreekt de indeeling der domeinarchieven in het
depót van het Departement der Calvados. Tot slot volgt dan een beschrij
ving van het nieuwe bibliotheekgebouw te Kopenhagen door Em. Gigas.
Alhoewel ik mij zeer goed met de strekking van zijn raad kan vereenigen,
schijnt het mij toe, dat deze verdeeling zeer te laken is.