122 Maar tal van andere bibliotheken hadden ook dezelfde twee afdeelingen, en als 't schoolboek van Boethius eenige bewijskracht had, dan zou ook samenhang tusschen de vele bibliotheken bewezen zijn, waar de Catalogus b.v. met Augustinus begint. Dan is er nog een gissing, waarmede Dr. van Gils vermoedelijk bijzonder ingenomen is, hoewel ze mij alles behalve onaantastbaar lijkt. En daar ze van belang is voor de verklaring van de boekenlijst en voor de geschiedenis van Rolduc, meen ik er nog eenige regels aan te mogen wijden. In den Catalogus van Rolduc wordt slechts één schenker van een boek genoemd, n.l. magister Bertolphus Xanctensis, die de Libri Leviticus etjudicum, in een deel gebonden, aan de boekerij ten geschenke gaf (No. 14). Dan wordt onder No. 129 nog gesproken van eene Summa Magistri Bertolphi, die wel van denzelfden Meester Bertolphus af komstig zal zijn en waarschijnlijk een overzicht van een ander boek bevatte door Mr. Bertolphus vervaardigd. Dr. van Gils heeft nagevraagd in Xanten, wie die magister Bertolphus zijn kan. Hij vernam van Stephan Beissel, die de geschiedenis van den bouw van den Dom te Xanten beschreef, dat in Xantensche oorkonden een scholasticus Berthold voorkomt tusschen 1165 en 1190. Deze scholas ticus Berthold bouwde het westelijk deel van den Dom. Natuurlijk lag nu de veronderstelling voor de hand: Magister Ber tolphus Xanctensis is niemand anders dan de Xantensche scholasticus Bertholdus. Dr. van Gils maakt die conjectuur niet alleen, maar heeft op grond daarvan zelfs (met behulp van Dr. Cuypers) overeenkomst trachten te ontdekken tusschen de kerken van Rolduc en Xanten. Dat die overeenkomst bestaat, durf ik niet loochenen. Twee kerken uit den zelfden tijd hebben altijd wel punten van overeenkomstook in de middel eeuwen werden schabionen gebruikt. Maar dat Magister Bertolphus indentiek zou zijn met den scholasticus Bertholdus, betwijfel ik ten sterkste. Immers, van den laatste is in Xantener oorkonden slechts sprake als van Magister Bertolrfus in de kroniek vari Willem van Berchen 2) heet hij Magister BertoWus; in de Hisioria Gelriae auctore anonymo heet hij Magister BarthoWus Xanctensis en in 't Necro- logium Xanctense alweer Mgr. Bertololus. Ook al geeft men toe, dat de middeleeuwen alles behalve nauwgezet waren waar het de schrijfwijze van eigennamen betrof, is toch die schrijf wijze Bertol/Vzus daar, BertoWus hier, niet gemakkelijk goed te praten. Xanten was in die dagen zie de monumenten een bloeiende stad kan zij tusschen 't begin van de twaalfde eeuw, toen Rolduc gesticht werd, Zie b.v. Paul Clemen, die Kunstdenkmaler der Rheinprovinz III. Kreis Moers. S. 85. De Nobili principatu Gelrie. Ed. Sloet van de Beele, p. 35. 123 en 't midden van de dertiende, toen de Catalogus vermoedelijk werd op gesteld, geen twee mannen hebben voortgebracht, waarvan de een Bertolphus heette en boeken schonk aan de Abdij te Rolduc, de ander Bertoldus, die bouwde aan den Dom van zijne woonplaats? En waarom moet men Bertolphus van Xanten met alle geweld zoeken te Xanten zelf? Men heette in de middeleeuwen gewoonlijk eerst Xantensis als men niet meer woonde te Xanten, want te Xanten droeg men gewoon lijk den naam van zijn vader, of die van zijn woonhuis bij zijn voornaam, even als elders. Waarom zouden wij Bertolphus Xantensis niet elders zoeken? Te Rolduc bijvoorbeeld? Welnu, nadat een zekere Ailbertus Rolduc gesticht had, een man die knap was in de letteren, werd zijne plaats aan het hoofd der nieuwe stich ting al spoedig ingenomen door Richerus, „qui et litteratura clarus erat valde". Op dezen volgde abt Giselbertus, van wien gezegd wordt dat hij „litteralis imbutus scientiae erat... sed provectus aetate". In 1122 aan 't bestuur gekomen, klaagden de monniken van Rolduc reeds in 1123 bij den Bisschop, dat Giselbertus in zijne zeden nog geheel een wereldling leek, met de kloostertucht onbekend, zoodat die door zijn onverschilligheid te gronde ging. De Bisschop begreep hen en zette Giselbertus af. Tot zijn opvolger kozen de monniken van Rolduc een man, die zooals nu van zelf sprak streng aan orde en tucht vasthield. Dit was een monnik uit het klooster Sprenkerbach, Bertolphus geheeten, „virum in omnibus probatum, et in regulari disciplina eruditum". Hebben wij hier misschien Magister Bertolphus Xantensis? De kloosterkroniek vergeet zijn van te vermelden, evenals bij de vroe gere abten. Maar 't lijkt ons zeer wel mogelijk. Dat deze Bertolphus streng zou regeeren stond te voorzien. Van het jaar 1123, waarin hij verkozen werd, staat dan ook in de kloosterkroniek opgeteekend „In ditzelfde jaar is Rolduc afgebrand en geheel in de asch gelegd. Want de schooljongens, die toen in 't klooster waren om opgeleid te worden, werden toen geregeerd door een zeer strengen meester (Bertol phus natuurlijk), wiens onverdraaglijke strengheid zij meenden niet te kun nen uithouden vandaar dat twee hunner in 't geheim samenspanden om 't klooster in brand te steken, om op die wijze aan zijn bestuur of wel aan 't kloosterleven te ontkomen. Daarom ging een van hen op een nacht, na een licht aangestoken te hebben, naar eene zekere plaats, als om aan eene natuurlijke behoefte te voldoen, en stak het dak daarvan in brand zoo werd het klooster met al wat het bevatte een prooi der vlammen". Strenge heeren regeeren niet lang. „In het jaar 1124 begonnen de broeders (zij ook!) te murmureeren en zich zeiven zwaar te verwijten dat ze dien Bertolphus gekozen hadden,

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1907 | | pagina 23