Toespraak van den Voorzitter.
6
Na de pauze hield de heer Dr. E. Wiersum zijne lezing over „de
toepassing van het decimale stelsel bij de registratuur van gemeente-
administratiën". De Voorzitter bracht een woord van dank aan den spreker,
die op verzoek van de Vergadering zijne voordracht beschikbaar stelde voor
het Archievenblad. Na eenige gedachtenwisseling stelde de heer Mr.
R. Fruin de volgende motie voor: „De Vergadering, gehoord de toelichting
van den heer Dr. E. Wiersum, tot het zoogenaamd decimaal klassificatie-
systeem en de daarover gevoerde discussies, acht het stelsel voor de rege
ling van een archief beslist ongeschikt, omdat het strijdig is met het
wezen van een archief als een organisch geheel en besluit deze uitspraak
ter kennis van de Nederlandsche Vereeniging voor Gemeentebelangen te
brengen". Deze motie werd met algemeene stemmen aangenomen.
Daarna werd de vergadering gesloten, waarna de leden zich aan een
gezelligen maaltijd vereenigden in de Stadsgehoorzaal.
Goed nieuws heb ik U mede te deelen over onze Handleiding
voor het ordenen en beschrijven van archieven. Zij is,
zooals ik U ten vorigen jare berichtte, door de goede zorgen van het
Straatsburgsche archief in het Duitsch vertaald. En toen het boekje, dat
binnen onze grenzen zeven jaren lang zoetelijk gesluimerd had, eenmaal
(eenigszins bij toeval) goed en wel over de grenzen was geraakt, heeft het
zich zelf en ons verbaasd door in dat ééne jaar vrij wat meer lotgevallen
en avonturen te beleven, dan vroeger in zijn geheele lange leven.
Het begon met het plan van onze Belgische ambtgenooten, bij wie
zich ook Pirenne heeft willen voegen, om het boek door eene Fransche
vertaling geschikt te maken voor het debiet in Frankrijk en België. Maar
nog voordat dit plan verwezenlijkt is, zal denkelijk eene vertaling ver
schijnen in het Italiaanschwant onze ambtgenoot G. Vittani te Milaan
heeft zich niet alleen (in vereeniging met prof. G. Bonelli aldaar) voor
genomen, eene Italiaansche bewerking te doen verschijnenmaar hij heeft
ook zóó ijverig de hand aan het werk geslagen, dat een deel dier ver
taling reeds door ons herzien is kunnen worden. Ook daarbij is het nog
niet gebleven. Reeds was ons bericht, dat de nieuw opgetreden rijksarchivaris
van Denemarken aan zijne ondergeschikten de studie van het boek had
voorgeschrevendezelfde hooge ambtenaar nu heeft op het congres van
Duitsche archivarissen te Weenen aan de in het boek ontwikkelde denk
beelden eene voordracht gewijd, waarin hij mededeelde, dat de lektuur invloed
scheen geoefend te hebben op de onlangs voltrokken reorganisatie der
Zweedsche rijksarchieven, terwijl die invloed stellig ook in Denemarken
7
groot zou zijn geweest, indien men daar niet in hoofdzaak dezelfde denk
beelden reeds sinds lang had gehuldigd. En ook uit Oostenrijk kwamen
stemmen tot ons, die eene bespreking van den inhoud van het boek in
tijdschriften, wellicht zelfs eene vertaling in het Czechisch, wenschelijk
achtten, met het oog op eene verwachtte reorganisatie van het Oosten-
rijksche archiefwezen.
Zoo wordt aan alle zijden „de Hollandsche archiefleer" besproken als
een op dit beperkte gebied belangrijk evenement. Zéér aangenaam waarlijk
voor onze vereeniging, zéér heugelijk ook voor de bewerkers! Maar toch
een feit, welks beteekenis het goed kan zijn met kalmte te waardeeren.
Want wanneer nu en dan gezegd of althans aangeduid wordt, dat die
Zoogenaamde „Hollandsche" archiefleer onze buitenlandsche collega's treft
als iets nieuws, dan hooren de auteurs van het boekje, die niet gaarne
geprezen worden om verdiensten die niet de hunne zijn, deze bewering
aan met zeker meesmuilenimmers zij zijn zéér overtuigd, dat de buiten
landsche collega's wel beter weten, en zij zeiven beseffen ook maar al te
goed, dat zij volstrekt niets nieuws hebben verteld.
Duidelijk herinner ik mij, hoe ik op het gronddenkbeeld van ons
boek het eerst werd opmerkzaam gemaakt door eene aanmerking, die
op de heerschende begrippen over archiefregeling gemaakt werd door
den tegenwoordigen Algemeenen rijksarchivaris, destijds volontair aan het
Utrechtsche stadsarchief, met welks beheer ik sedert korten tijd was belast.
In onze gesprekken over de beste methode van archiefregeling werd de
juistheid van dit denkbeeld ons (onervarenenallengs evident, en reeds
in 1879, bij de publicatie van het organisatieplan van het Utrechtsche
stadsarchief, kon ik het in hoofdzaken toepassen. Sedert heb ik, naar
mate ik bij het ordenen en beschrijven der archieven altijd uitging van
deze zelfde gedachte, haar steeds duidelijker in al hare consequenties
begrepen en kunnen toepassen; de jaren 18881894, toen ik het voor
recht had Mr. Fruin naast mij werkzaam te zien, waren in dit opzicht
bijzonder vruchtbaar. Bij het bespreken van de organisatie der Utrechtsche
archieven leerden wij beiden het Provenienz-prinzip gemakkelijk hanteeren
de in die jaren uitgegeven Utrechtsche inventarissen kunnen daarvan het
bewijs leveren. Na de oprichting onzer vereeniging ontstond er al spoedig
eene communis opinio. En toen wij, met collega Feith gekozen in de
commissie voor het ontwerpen der Handleiding, de algemeene begin
selen samen bespraken, bleek het dan ook reeds dadelijk, dat wij beiden
niet alleen stonden met onze denkbeeldenmet de kalme grondigheid, die
hem kenmerkt, had onze ambtgenoot, zonder met ons overlegd te hebben,
de portée van enkele opmerkingen in het Archievenblad en in de
inleidingen van inventarissen volkomen gevat en doordacht, zich daarbij
van harte aangesloten. Zóó waren wij allen het dus, reeds van den aan-