4
De zestiende jaarvergadering, gehouden te Kampen, op 5 Juli 1907.
Aan de jaarvergadering, den 5den Juli 1907 in een der zalen van de
sociëteit „Het College" te Kampen gehouden, namen zeventien gewone en
twee buitengewone leden deel. Daar de Voorzitter door ongesteldheid ver
hinderd was aanwezig te zijn, nam de heer Mr. A. C. Bondam het presidium
waar, terwijl de heer Mr. R. Fruin het jaarverslag voorlas. Met toestemming
van Mr. Muller is deze rede hierachter in haar geheel opgenomen.
De heer Wiersum bracht rapport uit over de rekening van den
penningmeester, die werd goedgekeurd. Het batig saldo bedroeg ruim 11.
Tot leden der Commissie, belast met het nazien der volgende rekening,
werden benoemd de heeren J. L. van Dalen en Dr. H. E. van Gelder.
Het ledental vermeerderde in den loop van het jaar met vier, door
toetreding van de heeren W. N. Arntzenius, Prof. W. Goossens, C. F. X.
Smits en Mr. J. Nanninga Uitterdijk.
De bepaling der plaats voor de volgende algemeene vergadering werd
aan het Bestuur overgelaten, nadat Mr. Fruin op de wenschelijkheid ge
wezen had, dat het Bestuur van den Oudheidkundigen Bond dienaangaande
tijdig bericht zou zenden van zijne plannen, daar ook nu wederom van
gemeenschappelijk overleg niets was gekomen. De heer Hoefer verklaarde
zich bereid, dezen wensch aan genoemd Bestuur over te brengen.
Daarna werd de concept-archiefwet aan de orde gesteld. De Voorzitter
opende de beraadslagingen en vroeg of iemand een algemeene opmerking
had te maken. Namens Mr. Muller wees de heer Schuylenburg op de
derde stelling, die in 1897 door de Vergadering te Arnhem is aangenomen,
luidende als volgt: „Uitdrukkelijk dient te worden geregeld de bevoegd
heid van de beheerders der archieven, om de toelating aan bezoekers te
weigeren, maar slechts waar het algemeen belang zulks eischt". Spreker
vroeg of art. 1 van de concept-wet niet in strijd was met deze stelling.
De Vergadering deelde dit bezwaar echter niet.
Daarna wordt het amendement van Mr. Bouricius op art. 1, strekkende
om de woorden„onder voorbehoud der bij de overbrenging vastgestelde
regelen" te doen vervallen, ter tafel gebracht. Het doel van dit amendement
is den heer Gratama niet duidelijk, waarom de heer Bouricius nadere
toelichting geeft, doch ten slotte zijn amendement intrekt, waarmede de
voorgestelde verandering in al. 2 vervalt.
In art. 7 wil de heer Muller in sub 4°. schrappen de woorden
„voor zoover zij niet onder die besturen berusten". Zijne bedoeling wordt
toegelicht door den heer Schuylenburg. De heer Fruin verdedigt de door
de Commissie voorgestelde lezing. Het amendement van den heer Muller
wordt verworpen, waarna het amendement van denzelfde op art. 9 wordt
ingetrokken.
5
Het amendement op art. 10, door den heer Bouricius voorgesteld,
wordt na eenige discussie ingetrokken en de door de Commissie verbeterde
redactie aangenomen.
Bij art. 15 wijst de heer Fruin er op, dat de woorden: „het le lid
van", die tengevolge van eene drukfout in het ontwerp gelezen worden,
moeten vervallen.
Ter tegemoetkoming aan den wensch van Mr. Bouricius heeft de
Commissie art. 17 gewijzigd, door achter „archieven" te plaatsen de
woorden„behoudens het toezicht op de uitvoering door Gedeputeerde
Staten. De artt. 121 en 122 Gemeentewet zijn in deze toepasselijk". De
heer Bouricius vereenigt zich hiermede, waarna het artikel bij acclamatie
wordt aangenomen.
Aangaande art. 19 is de Commissie aan het bezwaar van den heer
Muller tegemoet gekomen. Zij verwerpt echter het amendement van Mr.
Bouricius, dat door dezen wordt ingetrokken. Evenmin kan zij overnemen
het tweede amendement van Mr. Muller, betreffende de bewaring van de
registers van den burgerlijken stand, waarna dit, in stemming gebracht,
met op twee na algemeene stemmen wordt verworpen.
Van de slotbepalingen wordt het amendement van Mr. Bouricius:
„Art. 103, 2e lid der gemeentewet vervalt", met twee stemmen vóór, ver
worpen. De beide andere door Mr. Bouricius voorgestelde wijzigingen
waren door de Commissie overgenomen.
Daarna wordt de Memorie van Toelichting aan de orde gesteld, waar
tegen Mr. Gratama bezwaar heeft. Hij zegt, dat de Memorie van Toelichting
niet bij de Vergadering in discussie kan komen; zij beslist alleen over de
wet, niet over de Memorie van Toelichting. Het retoucheeren daarvan ligt
op den weg der Commissie. Wordt besloten dit aan de Commissie over
te laten, waarna het wetsontwerp bij acclamatie wordt aangenomen.
De Voorzitter brengt een woord van hartelijken dank en van warmen
gelukwensch aan de Commissie, waarmede de Vergadering zich door hand
geklap vereenigt. Aan het Bestuur wordt overgelaten, hoe en aan wie het
wetsontwerp zal worden aangeboden.
De heer Gratama vraagt„wat nu" en drukt den wensch uit, dat
nu de Vereeniging zich ééns in deze richting heeft bewogen, de lijn niet
meer zal worden losgelaten.
In de pauze had de stemming voor een nieuw bestuur plaats, waarvan
de uitslag was, dat alle bestuursleden in hunne zelfde functiën werden
herkozen.
Aan Mr. Muller werd van zijne herkiezing als Voorzitter met alge
meene stemmen telegrafisch mededeeling gedaan en hieraan tevens aller
wensch voor zijn spoedig herstel toegevoegd, waarvoor in den loop van
den middag een telegram van dankzegging werd ontvangen.