Berichten.
76
Op 5 Augustus j.l. is plotseling te 's Gravenhage overleden de heer
Mr. A. Telting, adjunct-archivaris aan het Algemeen Rijksarchief. In het
volgende nummer zal worden opgenomen een aan zijne nagedachtenis
gewijd opstel van Mr. A. C. Bondam.
Te Miinchen, waar hij tevergeefs genezing zocht van een ernstige
keelaandoening, die hem reeds gedurende eenige maanden belet had zijn
dagelijksche werkzaamheden waar te nemen, is den 15den September j.l.
overleden de heer Mr. C. P. L. Rutgers, rijksarchivaris in de provincie
Overijsel. In de volgende aflevering zal een „In Memoriam" verschijnen
van de hand van Jhr. Mr. J. A. Feith.
Bij Kon. besluit van 30 Aug. is de eere-medaille, verbonden aan de
orde van Oranje-Nassau, toegekend in zilver aan A. van Damme, schrijver
bij het Rijksarchief in Noordholland.
Benoemd met ingang van 1 Juni j.l. tot concierge-binder aan het
Rijksarchief in Utrecht W. H. de Bouter.
Als leden van het Nederlandsch uitvoerend comité voor de tentoon
stelling van „het Gulden Vlies", welke van 15 Juni tot einde September te
Brugge werd gehouden, fungeerden o. a. de heeren
W. J. J. C. Bijleveld, adjunct-archivaris van Leiden, te Voorschoten.
Jhr. Mr. J. A. Feith, rijks-archivaris in Groningen, te Groningen.
Mr. R. Fruin, rijksarchivaris in Zeeland, te Middelburg.
Dr. F. J. L. KrSmer, directeur van het Koninklijk Huisarchief, te
's-Gravenhage.
en Xav. Smits, commies bij 's Rijks-archief in Noordbrabant, te
's Hertogenbosch.
Op de begrooting der inkomsten en uitgaven van de gemeente Rotter
dam is voor den dienst van 1908 betreffende de post: „Ambtenaren,
verbonden aan het Archief", o. a. uitgetrokkenvoor een tweeden adjunct-
archivaris 1700, voor een eersten klerk f 700 en voor een reeds tijdelijk
werkzamen klerk ƒ600.
Te Delft vaceert de betrekking van tijdelijk gemeente-archivaris.
B. en W. hebben bereids eene oproeping van sollicitanten geplaatst.
Aanmelding vóór 15 September. Traktement 1200.
77
Opruiming van overtollige stukken. De Minister van
Binnenlandsche Zaken heeft aan de besturen der provinciën een missive
gericht, waarin hij wijst op het voortdurend aangroeien der archieven en
het toenemen der massa's beschreven papier en de vrees uitspreekt, dat
men eens zal overgaan tot opruiming en dat daarbij ook het nuttige zal
verloren gaan. Opgemaakt is nu, overeenkomstig de voorstellen van de
Vereeniging van Archivarissen in Nederland en den Algemeenen Rijks
archivaris, een lijst van stukken, die niet bewaard behoeven te blijven.
Hij stelt voor, dat een gemeentebestuur bij Ged. Staten een lijst inzendt
van de te vernietigen stukken en daarbij opgeeft, naar wiens aanwijzing
deze is opgesteld. Na goedkeuring van die lijst kan het gemeentebestuur
tot de vernietiging overgaan. De Minister verklaart zich desnoods bereid
een deskundige voor het opmaken dier lijst beschikbaar te stellen, mits
de kosten daarvan niet op de Staatsbegrooting drukken.
Naar aanleiding van deze ministerieele aanschrijving komt in de
Nieuwe Courant van 22 Aug. 1907 onder het opschrift„Het papieren
gevaar" het volgende artikel voor
„De Minister van Binnenlandsche Zaken heeft, blijkens een bericht in
ons vorig Avondblad, een uitstekend idee gehad. „Archieven", staat er
boven het bericht en het is in de rubriek „Wetenschappen" verdwaald.
Maar het opschrift had „Groote schoonmaak?" moeten luiden, en als we
het vraagteeken hadden durven weglaten, zou het bericht een plaats ver
diend hebben bovenaan de courant.
Het ziet er hoopvol uit, dat een nieuw en frisch inzicht, als waarvan
dit kleine berichtje schijnt te getuigen, in de bureau's van een onzer
departementen zóó ver zou zijn doorgedrongen, dat het reeds de geboorte
gaf aan een officieele missive aan de besturen der provinciën en door hun
bemiddeling aan die van de gemeenten. Men stelle zich voor, wat er al
zoo gebeurd moet zijn, om een minister te bewegen openlijk en ambtelijk
te wijzen „op het voortdurend aangroeien der archieven en het toenemen
der massa's beschreven papier" en aan te sporen tot het opmaken van
lijsten van „te vernietigen stukken"!
Was het niet 85,000 kilo bedrukt papier, welke, naar een indiscreet
bericht verklapte, alleen in verband met de Leerplichtwet, in de maand
Januari vanwege het departement aan verschillende hoogere en lagere
autoriteiten in den lande werden verzonden, om zich voor dat jaar te
kwijten van hun administratieve, statistische, beheerende, controleerende,
registreerende, constateerende, verbaliseerende en desespereerende Leerplicht
wet-verplichtingen Heeft dit geweldige cijfer den Minister misschien
een nachtmerrie bezorgd, die na behoorlijk tijdsverloop de destructieve
circulaire baarde? Is het hem wellicht al te benauwd geworden bij de voor
stelling van de gebergten van papier, welke zijn nagedachtenis bij een