70
deze afdeelingen zijn ook gebracht de processen, die over zakelijke rechten
of over den eigendom dier onroerende goederen of rechten hangen
Een zelfde gedachte, als hier is gevolgd, moet echter ook gelden voor
huwelijkscontracten, voor boedelscheidingen, voor testamenten. Deze
acten toch zijn niet alleen van belang voor degenen, die ze hebben opge
maakt, maar ook voor hunne rechtsopvolgers".
Voor deze redeneering is inderdaad veel te zeggenmaar aan den
anderen kant is er misschien evenveel tegen in te brengen. In de eerste
plaats verlieze men niet uit het oog, dat men zoodoende eigenlijk het
heele archief door elkaar gooit en van de „Provenienz" der stukken niet
de minste notitie neemt. Een gevolg daarvan is, dat b.v. bij testamenten
en boedelscheidingen niet alleen die akten, betrekking hebbende op de
Alberda's en verwante families, worden opgenomen, maar eveneens al
dergelijke akten, waarbij misschien een lid der familie als zegelaar heeft
gefungeerd, misschien ook als toevallig bewaarder, maar die overigens met
het familiearchief niets hebben uit te staan. Zoo maak ik mij sterk te
kunnen aantoonen, dat b.v. de nummers 371, 404, 416 en 436 feitelijk
niet tot de familiestukken, althans niet tot die der beide genoemde rubrie
ken, behooren en dus als aanhangsel geplaatst hadden moeten worden, ter
wijl nu daarentegen de daar genoemde personenLeffert Rompts, Geertjen
Symens, Tjebbe Jelles, Derk Tonnis, Jan Popkes, Aaltien Jans, Hilje Baljes
e. a. onder al die hooge personages een ietwat komischen indruk maken.
Dan wat betreft het tastbaar verband tusschen de aankomsttitels van
onroerende goederen en die bezittingen zelf, vergete men niet, dat onder
die stukken waarschijnlijk een massa schuilen, die ook na verkoop of ver
erving der goederen in het familie-archief zijn achtergebleven, doch dan
feitelijk met die bezittingen zelf, reeds lang in handen van andere eigenaars,
niet het minste verband meer hadden. En wie waarborgt ons, dat niet vele
dier stukken bij de verschillende leden der familie zijn terechtgekomen,
niet als eigenaars der betreffende goederen, maar eenvoudig als zegelaars,
zonder dat de goederen ooit in hun bezit zijn geweest?
En verder b.v. adelbrieven en dergelijke stukken? Deze zijn toch
eveneens niet alleen van belang voor degenen, die ze ontvangen, maar ook
voor hunne rechtsopvolgers. Moeten nu ook deze stukken niet bij den
betreffenden persoon worden gerangschikt, maar integendeel in een afzon
derlijke rubriek alle chronologisch bij elkaar worden geplaatst?
Maar bovendien, evenals, zooals de samensteller terecht opmerkt, het
gewenscht is om een overzicht te krijgen van de werkzaamheden van een
bepaald persoon, evenzoo goed is het noodig, om gemakkelijk te kunnen
zien, hoe een bepaald lid de familie in materieel opzicht heeft vooruitgebracht.
En dat kan alleen, als men de uitbreiding van grondbezit en rechten onder
zijn beheer aanduidt door de aankomsttitels bij hem zelf te vermelden.
71
Op deze bezwaren tegen het door den samensteller gevolgde systeem
meende ik even de aandacht te moeten vestigen. Maar overigens ga ik,
wat de praktische gronden betreft, volkomen met hem mede. Wat hij
daarvan in het algemeen zegt op blz. 6 (320) der Inleiding, daarvoor
zwicht ik gaarne, terwijl, wat speciaal dezen inventaris aangaat, hij natuurlijk
het best beoordeelen kon, in hoeverre redenen van praktisch belang hier
bij de ordening den doorslag moesten geven.
Nu nog een enkel woord over de waarde van deze stukken voor de
gewestelijke geschiedenis. Dadelijk springt in het oog, dat zij in dat
opzicht verre achterstaan bij andere reeds in het Groningsch depót aan
wezige familiepapieren als die van het familiearchief van Ewsum of van
het huisarchief Farmsum. Er is slechts één stuk bij van de 15de eeuw
en verder enkele weinige bescheiden uit de 16de. Maar voor het overige
beginnen zij pas met de 17de eeuw. En zelfs daar ontbreken nog vele
stukken, die men in elk geval zou verwachten aan te treffen en die noode
gemist worden. Om een voorbeeld te noemenwaar zijn de vroegere
aankomsttitels van Menkema, waar die van Alberdaheerd? De laatste toch
wel niet bij den tegenwoordigen eigenaar? Waar zijn de oudere huwelijks
contracten gebleven, de testamenten, boedelscheidingen en inventarissen?
De laatste beginnen zelfs pas met de 18de eeuw. Deze verliezen verwonderen
des te meer, omdat zoovele takken van de Alberda's reeds lang zijn uit
gestorven en de familiepapieren dus allicht bij de overblijvende konden
zijn teruggekomen. Dit gemis is inderdaad zeer jammer, omdat een juiste
kennis van de lotgevallen van dit Ommelander geslacht voor de lokale
toestanden veel licht zou kunnen geven. Wat b.v. zijne leden beteekend
hebben voor de beschaving in de Ommelanden, voor den vooruitgang
van wetenschap en kunst en de verbetering van maatschappelijke toestanden?
Of zij, kennende hunne plichten van landjonker, den landbouw en de vee
teelt bevorderd hebben en de handwerksnijverheid in hun gewest hebben
gesteund en vooruitgeholpen?
Misschien had ook de samensteller van den inventaris ons hiervan
tenminste iets kunnen mededeelen. Als ik mij niet bedrieg, is hij aller
minst afkeerig van een eenigszins uitvoerige Inleiding, terwijl toch die
van dezen inventaris uiterst beknopt is uitgevallenhet is waar, van het
standpunt van een archivaris volkomen correct, maar voor menigen Omme
lander belangstellende waarschijnlijk niet weinig teleurstellend.
Ten slotte nog eenige opmerkingen en vragen, die mij zelf wat klein
voorkomen, maar die toch eenig nut kunnen hebben. Nr. 2 had geen
onzekerheid gegeven omtrent de juistheid van het jaartal, als vóór Mello
Alberda even het woord wijlen was ingevoegd. In nr. 145 is waarschijnlijk
door een drukfout 1799 gezet, waar 1744 bedoeld is. In laatstgenoemd
jaar had de betreffende boedelscheiding plaats, terwijl bovendien Prof.