202 Christus geboren is: „secundum sui circuli annum ipsum esse, quo ejusdem sacrosanctae incarnationis mysterium coepit" en elders „nimirum v erant concurrentes anno quo natus est Dominus". Me dunkt, Beda zou zich in beide gevallen anders hebben uitgedrukt, zoo hij het eerste jaar der Christelijke jaartelling van den dag der vleeschwording zelf, hetzij dan 25 Maart, hetzij 25 December, had geteld. En als. Beda handelt over den kalender der heidensche Angelsaksers 2), zegt hij„Incipiebant autem annum ab octavo Calendarum Januariarum die, ubi nunc natale Domini celebramus." Wanneer hij de jaren van Christus met Kerstmis begonnen had, zou hij zeker niet nagelaten hebben op deze merkwaardige coïncidentie te wijzen. 3) Wellicht zal men hiertegen aanvoeren, dat de aard der jaartelling van Christus' geboorte zelf het medebrengt, dat de jaren van den dag der ge boorte gerekend worden: men telde toch ook in de middeleeuwen de regeeringsjaren der verschillende vorsten van den datum, waarop zij den troon hadden beklommen, of waarop zij tot koning waren gekroond. Dio- nysius zelf vergelijkt de jaren van Christus met die van Diocletianus en stelt juist in plaats van de jaren van dien heiden en Christenvervolger die van Christus zelf, die van Zijne vleeschwording af de ware Koning der wereld is. Inderdaad is het volkomen juist, dat in het grootste gedeelte der middeleeuwen de jaren der vorsten van den datum van den aanvang hunner regeering gerekend worden en geenszins elk met een kalenderjaar samenvallen, maar integendeel regelmatig uit gedeelten van twee elkander opvolgende kalenderjaren bestaanmaar deze wijze van berekening der regeeringsjaren bestond nog niet, toen Dionysius zijne Christelijke jaar telling invoerde. „Alle Datierung", zegt Mommsen 4), „beruht auf der gleichen Lange der dabei zu Grunde gelegten Zeitfrist; dies Princip wird durchbrochen, wenn sich die Endjahre eines jeden Regierenden mehr oder minder verkürzen, und damit der Zweck der Datierung, die Summenziehung, unmöglich gemacht. Denn nothwendig haben die effectiven Regierungs- jahre unter jedem Regiment ihr eigenes Neujahr und sind den biïrgerlichen Jahren in unbequemster stets wechselnder Weise incongruent. Auch die Geschichte bestatigt es, dass, wo man zunachtst die Datierung an die lebenslangliche Herrschaft angeknüpft hat, dies geschehen ist mit Anleh- nung der Herrscherjahre an das landestibliche Kalenderjahr. Wir werden noch darauf zurückzukommen haben, dass die Zahlung nach den dem burgerlichen Jahre angepassten Regierungsjahren dem Heimathgebiete L. c. (Giles blz. 241). 2) A. w. c. 15 (Giles blz. 178). 3) Deze plaats is tevens eene waarschuwing om de invoering van het jaarbegin met Kerstmis niet uitsluitend aan den invloed der kerk toe te schrijvenook heidensche herinneringen aan het jaarbegin met het winter-solstitium speelden daarbij eene rol. 4) Das römisch-germanische Herrscherjahr (Neues Achiv XVI) blz. 52. 203 der monarchischen Staatenbildung, dem Orient und Aegypten, von jeher gelaufig gewesen und in dem letzteren Lande stets in Gebrauch geblieben ist." De in Egypte gebruikelijke jaren van Diocletianus begonnen dan ook niet met den 17den September 284, den dag, waarop deze, gelijk uit het Chronicon Paschal e blijkt, tot keizer werd geproclameerd, maar met den eersten Thot (het Egyptische nieuwejaar, overeenkomende met den 29sten Augustus) van het jaar, waarin hij keizer werd, dus met 29 Augustus 284. 2) Toen dus Dionysius het Alexandrijnsche stelsel tot bepaling van het Paaschfeest voor Rome omwerkte, verving hij de in Egypte gebruikelijke jaren van Diocletianus, die met het Egyptische nieuwe jaar begonnen, door de jaren van Christus, die evenals de Romeinsche jaren van 1 Januari tot 31 December liepen. Dionysius stelde zijn circulus in 525 op.3) Eerst daarna stelde de „Allerweltreformator" keizer Justinianus bij de 47ste novelle van 31 Augustus 537 de bepaling vast, dat de oor konden in de eerste plaats gedateerd moesten worden naar de keizerjaren, die loopen zouden van den dag, waarop de keizer de regeering had aan vaard, wat in dit geval 1 April was. Dit is de oorsprong van het middel- eeuwsche regeeringsjaar.Dionysius kende die nieuwe regeeringsjaren derhalve nog niet, toen hij zijne Paaschtafel opstelde, en kon ze bij zijne jaren van Christus dus niet navolgen. Beda, die met geen woord aanduidt, dat hij in dezen van Dionysius afwijkt, heeft het nieuwe stelsel wel gekend; de in zijne Historia eccle- siastica gentis Anglorum opgenomen pauselijke brieven zijn er naar gedateerdmaar dat ook het oudere stelsel hem nog zeer wel bekend was, bewijst de volgende plaats 5), waarin hij de instelling van het indictie- cijfer aldus verklaart: „Dum enim, verbi gratia, quilibet Imperator medio anni tempore vita vel regno decederet, poterat evenire ut eundem annum unus historicus ejusdem regis adscriberet temporibus, eo quod ejus partem regnaretalter vero historicus eundem successori illius potius attitulandum putaret, eo quod et hie partem aeque ejus haberet in regno." Immers deze redeneering veronderstelt de onderlinge gelijkheid van de regeeringsjaren van twee opvolgende heerschers, welke ophoudt, zoodra elk hunner zijne jaren berekent van den dag, waarop hij aan de regeering kwam. Reeds het bovenstaande maakt het m. i. niet twijfelachtig, dat Dionysius en Beda hunne jaren ab incarnatione van den lsten Januari af rekenden. Mij is in hunne geschriften geene enkele plaats bekend, die met die op- Dindorf, blz. 510. A Rühl A. w. biz. 1S5. 3) Epistola ad Petronium (Petavius blz. 874; Janus blz. 63). Vgl. Noris. De cyclo paschali Ravennate, blz. 157. Bresslau. Handbuch der Urkundenlehre fiir Deutschland und It alien, 1, blz. 833; Mommsen A. w. blz. 54, 65. s) A. w. c. 48 (Giles blz. 243, 244).

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1906 | | pagina 4