232 Annales de l'Est et du Nord. Revue trimestrielle, publiée sous la direction des Facultés des Lettres des Universités de Nancy et de Lille. Troisième année no. 1. De heer Lefebvre deelt iets mede over het tooneel, dat de Jezuiten (na 1765 de Augustijners) in hun Rijselsche college hadden en over de daar opgevoerde stukken, terwijl de heer Pfister vertelt van Nancy gedurende de eerste regeeringsjaren van Karei IV (1624—1633) en van het beleg van die stad door Lodewijk XIII in September 1633. Het derde stuk is het begin van een memorie over den economischen toestand van het Fransche zee-Vlaanderen (Duinkerken) in 1699, welk stuk hier met een voorrede door den heer de Saint Léoer wordt uitgegeven. De memorie is van de hand van Barentin, intendant van „Flandre maritime", en had ten doel de aandacht te vestigen op den achteruitgang van Duinkerken het gevolg was dan ook, dat de haven van die stad werd vrijgemaakt, en er tevens een kamer van koophandel en een consulaire ambtenaar gevestigd werd. Het eerste gedeelte bevat de plaatsbeschrijving, de Justitie en Politie, de Financiën en het begin van de handelsbeschrijving. Qroote invloed van de Hollandsche handel en nijverheid (zeepziederijën en leerlooierijën) treedt uit die handelsberichten te voorschijn. Deutsche Geschichtsbl3tter. Monatsschrift zur Förderung der landes- geschichtlichen Forschung. Januar—April 1907. Gotha, Friedrich Andreas Perthes. In de Januari-aflevering komt een stuk voor van Dr. Martin Wehrmann over de Duitsche geschiedkundige bronnen in het Vatikaanin de Februari- aflevering vertelt Franz Ilwolf iets over de geschiedkundige literatuur van Oost-Friesland in de 19e eeuw, en in de kroniek doet Armin Tille mede- deelingen over de inventarisatie der archieven, die niet onder de leiding van vakmenschen staanvooral houdt hij zich daarbij bezig met de kleinere archieven van Rheinland. De dubbele Maart- en April-aflevering bevat een stuk van Karl Spiesz over verschillende kleederdrachtenvolgens hem zijn die het gevolg van het niet mee-gaan met een nieuwe mode ten opzichte van het een of andere kleedingstuk. Een bibliografie, waarin ook Fransche en Nederlandsche bronnen vermeld worden, besluit het ongeveer 50 blad zijden lange stuk. (Dr.) Alfred Auerbach vermeldt in de mededeelingen iets over het vorstelijk archief te Köstritz, dat hij ordende. Korrespondenzblatt des Gesamtsvereins der deutschen Geschichts- und Altertumsvereine. Jahrgang 1907 no. 1—4. Berlin, Mittler und Sohn. Het eerste nummer vermeldt de namen der deelnemers van en de openingsrede van Dr. Bailleu op het Weenensche congres, de verhandeling van Dr. Fournier over de verhouding van Oostenrijk en Pruissen en die van Dr. v. Pfister over den slag van Jena. 233 In no. 2 worden de mededeelingen, die Prof. Anthes te Weenen deed over de organisatie van de archaeologische studiën in W. Duitschland, her haald, waarop die van "Prof. Borman over Oostenrijk volgen. Dr. Seger sprak er ook over de sporen, in Silezië van Romeinsche kuituur gevonden, en Prof. Hoernes over de groepeering der oude graven te Hallstadthij rekent daarbij, dat de eerste bewoners daar pl.m. 700 vóór Christus ge komen zijn. In de 5e afdeeling werd (zie no. 3 van het Korrespondenzblatt) een motie aangenomen, waarin de oprichting van een Centraalbureau voor bibliografie en bronnenverzameling van volkenkunde wenschelijk verklaard werd. Dr. Brenner sprak over de verschillende boerderijvormen in Duitschland en Dr. Schullerus over de bevolking in Zevenburgen in verband met de Sak sische afstamming dier volksstammen. In de vereenigde zitting sprak Dr. Swarozosky over de wenschelijk- heid berichten over natuurverschijnselen, overstroomingen enz., systematisch te verzamelen, vooral met het oog op het nemen van voorzorgsmaatregelen daartegen; in het debat bleek het nuttig ook andere zaken daarbij te voegenaantal geboorten enz., om daardoor te trachten natuurwetten vast te stellen. Dr. Redlich sprak over de wenschelijkheid terreinkaarten te maken, liefst met de schaal 1 100,000, om die tegen geringen prijs voor onderzoekers verkrijgbaar te stellen. In aansluiting bij de voordracht van Dr. Schneider werd een studie van Dr. Tille voorgelezen over de ver zorging en inventariseering van niet aan den staat toebehoorende archieven hij bespreekt achtereenvolgens de zorgen in de verschillende Pruisische provinciën, in de vroegere Duitsche staten en in Oostenrijk aangewend. Dr. Beschorner had het als laatste spreker over den stand van de onder zoekingen naar de namen van dorpen, hofsteden enz. (Flurnamenforschung). Dr. Krusch is benoemd tot staatsarchivaris in Osnabriick. Onder het gouverneurschap van Bobrikoff (1901) werd een keizerlijk dekreet uitgelokt, waarbij werd bepaald, dat de oudste akten van het Finsche staatssecretariaat, die in het archief te Helsingfors werden bewaard, naar Petersburg moesten worden gezonden. Plehwe, de Finsche staatssecretaris, liet toen plotseling die akten bij den archivaris opvorderen. Deze wist den Senaat te bewegen een protest uit te lokken en den Keizer te verzoeken het besluit in te trekken. Alhoewel hij aan de intrekking twijfelde, had hij zoo toch enkele dagen gewonnen, die hij met behulp van vrijwilligers benutte om de belang rijkste akten en oorkonden over te schrijvenhet was gebeurd, toen hij eindelijk de akten wel moest overgeven. Met den veranderden toestand zijn nu in het laatst van 1906 de akten weder naar Helsingfors teruggebracht. Het blijkt, dat in Baden veel van de vroeger zoo zorgzaam geïnven tariseerde akten in verschillende gemeenten verloren, verslonst of ver nietigd warendaarom heeft de Badensche commissie voor de regeling der

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1906 | | pagina 19