226 de bewerking zijner archieven zorg droeg, èn door den heer de Waard. Reeds dadelijk doet, bij het zien van den inhoud, de gekozen indeeling aangenaam aan systematisch en gemakkelijk te overzien. En met liefde zijn de charters behandeldzorgzaam zijn ze ingepaktmet de zegels naar boven zijn ze in papieren zakjes gestoken, en zoo zijn ze in doozen gezet, elkaar onderling steunend. Vooraf gaat, in het boek, een sobere mede- deeling van het bestuur dan volgt een korte algemeene inleidingver volgens worden de inventarissen der verschillende Godshuizen gegeven: het Gasthuis, het Armweeshuis, het Armziekenhuis, het Burgerweeshuis, het Simpelhuis, het Oude Mannen- en Vrouwenhuis, de Linnen- naai- en breischool. Dan volgt een regestenlijst van 633 nummers, hierna eenige uitgebreide alphabetische indices, daarop een zeer kleine lijst (wie zou deze ook groot vermoed hebben bij zoo een nauwkeurig werk?) van bijvoeg sels en verbeteringen. De inventarissen der verschillende Godshuizen worden op hun beurt telkens voorafgegaan door een uitvoerige inleiding, welke bij de grootere inventarissen gesplitst is in drie paragraphenhet gesticht, het bestuur, het archief. De inleidingen zijn, zooals gezegd, uitvoerig. Over het meer of minder wenschelijke van uitvoerigheid hierbij kan verschil van meening bestaan. Persoonlijk gevoel ik voor een uitgebreide inleiding veelmet vrij wat minder moeite dan een ander kan de bewerker van een archiefinventaris een bijdrage leveren voor de geschiedenis der instelling, welke hij bewerkt. Hij kan daarbij verschil lende aardige dingen laten zienhij kan met weinig inspanning punten aanwijzen, waarop nader onderzoek nog gewenscht zou zijnhij kan boven dien daardoor zijn inventaris veel geschikter maken voor het gebruik. Al is die uitvoerigheid hier dan ook misschien op enkele punten een toegift, wij nemen deze dankbaar aan en vermeerderen onze kennis zoodoende met tal van interessante gegevens voor den inwendigen dienst in deze inrich tingen, voor de geschiedenis verder van het onderwijs, van de zorg voor armen, zieken, krankzinnigen, weezen, voor de wijze van kapitaalbeleg ging door besturen als die van deze instellingen. En waar de heer de Waard de paragraaph schrijft over het archief, daar doet hij mededeeling over de inrichting van oude inventarissen, over de redenen waarom deze, zij het ten deele, door hem zijn gevolgd. „Niet onopgemerkt „mag blijven", aldus de heer de Waard, bl. 34, „hoe volgens het door „gasthuismeesters gebezigde systeem van inventarisatie een giftbrief, een „testament, een contract etc. ook in achterstaanden inventaris niet zelden „bij de eigendomsbewijzen van landen, huizen of renten eene plaats kreeg." Hier valt dan ongetwijfeld ook veel voor te zeggen, al is het volkomen verklaarbaar, en goed ook, dat de proveniersbrieven worden uitgescheiden en afzonderlijk worden behandeld. Een zekere willekeurigheid bij dit alles, zoo men wil, maar onderlinge verwijzing bij verschillende nummers ont- 227 wapent ook hier weer elk verzet. Mocht ik een enkele opmerking maken, dan zou het deze zijn, dat sommige nummers van den inventaris wat te uitvoerig bewerkt schijnen, vooral, wanneer hetzelfde stuk ook nog eens in regestvorm beschreven wordt. Van de relatieven der notulen zijn geen regesten gemaakt; misschien zijn er ook geen stukken bij, die voor een regest in aanmerking komen. Toe te juichen is ook, dat de bewerker hier en daar een noot toevoegt, om de een of andere merkwaardigheid te ver klaren. Dit echter doet verlangen naar noten ook in de regestenlijst: menig gewestelijke uitdrukking is voor den niet-Zeeuw vreemd en niet altijd zijn hierover betrouwbare gegevens gemakkelijk te krijgenvoor iemand, die op het Zeeuwsche Rijksarchief zelf werkt, is zulk een verklaring met betrekkelijk geringe moeite dikwijls te geven. Maar strikt genomen mag deze wensch bij de bespreking van een archiefinventaris in den streng formeelen zin van het woord mogelijk niet eens worden geuit. Bij de regesten is over het algemeen een streven naar kortheid merk baar. Met de behandeling der notarieele acten kan ik mij echter niet geheel vereenigen. In den opzet van het regest zelf vernemen wij niet, dat wij met een notarieele acte te doen hebben. Misschien had het de voorkeur verdiend het regest te beginnen als volgt: „De „notarisinstrumenteert, datMaar wie een regest wil beoordeelen, dient eigenlijk het origineel te zien. Wanneer ik een regest zie in deze lijst, waarvan het begin luidt als volgt: „Schepenen oorkonden, „dat A aan B eenig land verkoopt", dan zou mij dit regest niet geheel volledig lijken en ik zou willen lezen„Schepenen oorkonden, dat A voor „hen heeft verklaard, eenig land aan B verkocht te hebben." Geoorkond toch wordt niet het feit van den verkoop zelf, maar het feit, dat deze in wettigen vorm heeft plaats gehad door een verklaring, afgelegd voor de bevoegde autoriteit, die op haar beurt door de uitvaardiging der oorkonde mede bijdraagt tot de rechtsgeldigheid der handeling en door de afgifte der grosse aan partijen een bewijsmiddel verstrekt. Nu kan het zijn, dat in de Zeeuwsche acten van die expresse verklaring geen gewag wordt gemaakt. Dan vervalt natuurlijk mijn opmerking. Ik zou haar ook niet gemaakt hebben, wanneer ik niet wist, dat deze, naar het mij schijnt, onvolledigheid dikwijls wordt begaan ook bij oorkonden, waarvan ik zeker weet, dat deze uitdrukkelijke verklaring er wel in voorkomt Kortheid kenmerkt, zei ik, over het algemeen de regesten. Die prijselijke zucht naar beknoptheid ter eene, naar volledigheid ter andere zijde, heeft den bewerker een enkele maal een hoogst eigenaardigen zin doen maken, als J) Men kan natuurlijk ook, kortheidshalve, een vorm kiezen, als die de heer de Waard genomen heeft; maar dan dient bij het begin te worden gezegd, dat men dit om de wil van de beknoptheid doet. Bij een regest behooren toch alle momenten der oorkonde duidelijk naar voren te komen.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1906 | | pagina 16