224
in werkelijkheid is Phocas niet in 603 niaar in 604 consul geweest, gelijk
de Fasti Heracliani') duidelijk opgeven. Het Chronicon
P a s c h a 1 e vergist zich hier, gelijk het zich op 566 2) vergist, op welk
jaar het ook fieva imavetav in plaats van vatatdaq heeft. Dit blijkt trouwens
duidelijk bij de volgende jarenwant voor 605 geeft het op /j,sva vn.
(pcoxn Avyovatov vö a' en zoo voort, zoodat 610 aan het zesde jaar
na het consulaat van Phocas wordt gelijkgesteld. Phocas moet dus in
604, niet in 603 consul zijn geweest. Er moet dus aan de dateering van
den brief van paus Gregorius niets veranderd wordenin den datum is
dezelfde uitdrukkingswijze gebruikt, die ook door Marius Aventicensis
gebezigd wordt.
Een tweede geval van denzelfden aard komt voor in een brief van
paus Honorius I aan een gelijknamigen Engelschen bisschop, bewaard door
Beda 3). De dateering luidt voluit„data die tertia iduum Junii imperan-
tibus dominis nostris augustis Heraclio anno vicesimo quarto, post consu-
latum eiusdem anno vicesimo tertio, atque Constantino filio ipsius anno
vicesimo tertio et consulatus eius anno tertio, sed et Heraclio felicissimo
Caesare item filio eius anno tertio, indictione septima". Deze datum moet
tot 11 Juni 634 herleid wordenwant én de 7e indictie én het 24e
regeeringsjaar van Heraclius Augustus, die 5 October 610 tot keizer
verheven was 4), en het 23e jaar van diens consulaat, dat hij in 611
voerde 5), wijzen het stuk aan 634 toe. Het 23e regeeringsjaar van Con-
stantinus zal eene vergissing zijn, daar het den brief tot 635 brengen
zou. Constantinus toch werd volgens het Chronicon Paschale0)
en Theophanes in December 612 of Januari 613 tot medekeizer benoemd.
Is nu 634 het derde jaar van het consulaat van Constantinus in de boven
behandelde beteekenis, dan moet deze in 632 consul zijn geweest. Dat
nu is in strijd met het getuigenis van Theophanes 8), die op 617 schrijft:
t(a <T avvco svsi irjvl IavvovaoLq) aIvdixviövog vndvevae Kmvavavvlvoc
véog. Intusschen hoewel de aanteekening, die Theophanes hier heeft
opgenomen, volkomen juist is, is zij niet tot het goede jaar gebracht. In
de regeering van keizer Heraclius vallen twee jaren, waarin het indictie-
cijfer V is, nl. 617 en 632; van deze beiden heeft Theophanes het ver-
1) Chronica minora III, biz. 409.
2) Dindorf I, biz. 687.
3) Historia ecclesiastica gentis Anglorum II c. 18; Jaffé
A. w. nr. 2020.
•t) Clinton A. w. II, biz. 160.
s) Fasti Heracliani (Chronica minora III, biz. 409); Chronicon
Paschale (Dindorf I, biz. 702).
6) Dindorf I, biz. 703.
7) De Boor I, biz. 300.
8j De Boor I, biz. 301.
225
keerde gekozen. Op 617 vermelden noch de Fasti Heracliani
noch het Chronicon Paschale2) het consulaat van Constantinus.
Deze was dus in 632 consul 3), en toen werd tevens wat Theophanes
ook op 617 stelt zijn halfbroeder Heraclius of Heracleonas Caesar,
wat geheel overeenkomt met de dateering, die boven is aangehaald.
Waar in deze beide gevallen de vorm „consulatus" gehandhaafd moet
blijven en niet veranderd moet worden in „post consulatum", zal ook de
datum van een brief van paus Theodorus I die aldus luidt: „data
quinto nonas Maii imperii domini piissimi Augusti Constantini anno secundo,
consulatus primo, indictione prima", en die door Pagi 5) terecht tot 4 Mei
643 wordt herleid, onveranderd moeten blijven, en zal men hebben aan
te nemen, dat keizer Constantinus of Constans, gelijk hij gewoonlijk
genoemd wordt, die eerst in het laatst van 641, nadat in datzelfde jaar
achtereenvolgens zijn grootvader keizer Heraclius gestorven, zijn vader
keizer Constantinus vergiftigd en zijn oom keizer Heracleonas afgezet
waren, aan de regeering was gekomen niet voor 642 maar voor 643
het consulaat op zich genomen heeft. Dat consulaat was tevens het laatste,
dat ooit is bekleed; want de volgende keizers hebben het niet meer aan
genomen, hoewel de rekening naar postconsulaatjaren, eenigszins gewijzigd,
nog lang heeft bestaan.
R. FRU1N.
Boekbespreking.
C. de Waard. De Archieven, berustende onder het Bestuur der
Godshuizen te Middelburg. Inventaris van de Oude Archieven
1343—1812. Middelburg, J. C. en W. Altorffer, 1907. IX en 522
bladzijden.
Vóór alles dient van het werk, welks titel hierboven staat afgedrukt,
te worden gezegd, dat het verricht is met toewijding daarom reeds zou
het, al werd het door geen andere qualiteiten gesierd, een goed werk zijn.
Met welk een zorg is alles beschrevenHier is een sympathiek werk ver
richt; èn door het bestuur der Godshuizen, dat op zoo royale wijze voor
Chronica minora III, biz. 409.
Dindorf I, biz. 711.
3) Noch de Fasti Heracliani, noch het Chronicon Paschale
loopen zoo ver door.
4) Jaffé A. w. nr. 2053.
5) A. w. biz. 141.
6) Clinton A. w. II, biz. 178.