214 vestigen, dat de laatste stukken in dezen niet op eenzelfde lijn staan met 't eerste, niet ter stedelijke kanselarij behoeven te zijn geschreven en dan dus niets bewijzen voor den stijl dier kanselarij. Is 't zelfs onrechtmatig, te vermoeden, dat 't contract dd. 1158 (1159), waarbij „zekere Henricus „gehuwd met de dochter van Geldulfus, ministerialis van St. Servaas- kapittel, bij de kanoniken daarvan in erfpacht (neemt) achttien bunders „bouwland door den notaris van 't kapittel is opgemaakt Ligt dit niet voor de hand? En wanneer wij in 1230 eene erfrente zien schenken aan 't kapittel van St. Servaas, en de acte gepasseerd wordt (evenals in 1158 (1159)) in tegenwoordigheid van „meerdere kanoniken van St. Ser- „vaas-kerk", wordt dan niet wederom de gedachte gewekt, dat de notaris van 't kapittel wellicht 't stuk heeft opgesteld? Maar dit daargelaten. Wat bewijzen deze 3 stukken, wanneer zij alle 3 afkomstig waren van de stedelijke kanselarij, voor den jaarstijl te Maastricht De datum van 'teerste luidt: „Actasunt hec anno dominice incar- „nationis M°C0L0VIII°, indictione VII°." Nu stemt 1158 overeen met de 6de indictie, de 7de indictie daarentegen met 1159. Hieruit volgt dus, dat geen Kerststijl, doch Paasch- of Maria Boodschapsstijl is gevolgd. Eene vingerwijzing in die richting zien wij in den betalingsdag der jaarlijksche pacht; deze dag wordt gesteld op O. L. Vrouwe-Lichtmis (2 Februari). De pacht is verschuldigd over een jaar, dus de uitgifte in erfpacht ge schiedde wellicht op of omtrent 2 Februari (1159). Opmerking ver dient nog, dat Dr. Doppler 'tstuk stelt op 1159 en dus den aangenomen Kerststijl in de toepassing verloochent. De tweede acte is gedagteekendanno ab incarnatione Christi M°CC°XXVII in Exaltatione sancte Crucis. Terecht stelt Dr. Doppler 'tstuk op 14 September 1227. Uit dezen datum is dus geen bewijs te putten voor eenigen stijl. Hetzelfde is 't geval met het 3de stuk, actum anno gracie M°CC° tricesimo. Schrijver gaat daarna over tot het kapittel van St. Servaas, dat „bezigde „insgelijks voor de XlIIe eeuw den Kerststijl. Meerdere documenten zijn „voorhanden om zulks te bewijzeneenigen" worden ons in regest mede gedeeld. Doch bij al die dateeringen (op 1 na) treft 't ons, dat wij slechts jaartallen ontvangen en daarmede overeenstemmende indicties, regeerings- en pontificaatsjaren. Deze laatste beide soorten zouden ons eenig licht kunnen geven, wanneer daaruit moest volgen de beperking der dagteekening van een stuk tot 't voorjaar of de laatste week van een jaar. Dit is echter met geen der stukken het geval. Men vergelijke slechts de volgende datee ringen 1. Acta sunt autem hec anno ab incarnatione Domini M°C°XXVI°, 215 indictione IV, regnante Lothario Romanorum rege huius nominis tertio. N. B. 1126 is de 4de indictie. Lotharius de Saks werd gekozen 30 Augustus en rex 13 September 1125. Actum est hoe anno ab incarnatione M°C LX0, indictione octava, regnante Frederico imperatore, Henrico Leodiensium episcopo, existente preposito eiusdem ecclesie Gerardo. N. B. 1160 is de 8ste indictie. Frederik Barbarossa werd keizer 18 Juni 1155 en overleed 10 Juni 1190. Hendrik bisschop van Luik komt voor in 1151 (Sloet, NL 297) en 1156 (v. d. Bergh I, N°. 135; Sloet, NL 304), doch is dood in 1165 (Sloet, N°. 311). Gerard proost van (St. Servaas, volgens mededeeling van Dr. Doppler) vond ik niet, doch kan bestaan hebben tusschen Arnoldus (Arnulphus) in 1146 en Christianus in 1165 (Publica tions Limbourg, t. VIII, p. 448). Hec notata sunt anno ab incarnatione Domini M0C0LXXI°, indic tione IIII, regnante Frederico imperatore, Rudolfo Leodiensi ecclesie pontificali cathedra presidente, Garsendonio Mantuano episcopo ecclesie beati Servatii preposito existente. N. B. 1171 is de 4de indictie. Frederik Barbarossa z. b. Rudolf bisschop van Luik komt o. a. voor 12 Oct. 1171 (Sloet, N°. 333) en 1181 (v. d. Bergh I, N°. 161). Garsendonius, bisschop van Mantua, komt in de series prepositorum van St. Servaas te Maastricht voor op 1176 en 1179 (Publications Limbourg, t. VIII, p. 449). Anno incarnationis dominice millesimo centesimo octogesimo nono, indictione septima. N. B. 1189 is de 7de indictie. Acta sunt hec anno dominice incarnationis millesimo centesimo nonagesimo sexto, indictione quarta decima, regnante Henrico Romanorum imperatore. N. B. 1196 is de 14de indictie. Hendrik VI werd keizer 15 April 1191 en overleed 28 September 1197. Anno dominice incarnationis M°CC°Vr, indictione IX". N.B. 1206 is de 9de indictie. Het eenige stuk, dat een dag aanwijst, is gedateerd Hec autem acta sunt Traiecti in claustro beati Servacii anno dominice incarnationis M°CC°IX°, XV kalendas Januarii, indic tione VII. Nu is 1209 de 12de indictie; 'tstuk is slechts voorhanden in afschrift, de copiist heeft dus waarschijnlijk eene fout begaan. Dit doet in dezen evenwel niet ter zake, omdat

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1906 | | pagina 10