150
Circumcisio Domini. Ja, volgens de verklaringen van de kanonisten De
Luca en Petra e. a. ging zij zoo ver, dat ritueel geen verschil be
stond tusschen het begin van het jaar met Kerstmis en dat met Nieuwjaar.
Om te besluiten herhaal ik, dat het begin van het jaar met 1 Januari
een volksgebruik was, verbonden met volksfeesten. Daarom was het zoo
diep ingeworteld, dat de kerk zelfs hiervoor moest zwichten, te meer
daar het gebruik van een eigen kerkelijk resp. christelijk jaarbegin pas na
de definitive vestiging der kerk en na de algemeene invoering van het
Kerstfeest in de Katholieke kerk voorgeschreven kon worden. Al
vorens het zoover was, moesten vrij wat eeuwen verloopen, eeuwen,
waarin het oude gebruik ook door de kerk onaangetast was gebleven. In
nog sterkere mate geldt dit van de overige kerkelijke jaarstijlen den
Paaschstijl en den Mariaboodschapstijl. Vooral deze laatste kon niet op
komen, laat staan doordringen, alvorens het feest der Annuntiatio in de
kerk werd gevierd, alvorens de Cluniacensers over de Spaansche opvat
tingen betreffende de incarnatio Christi hadden gezegevierd. Vandaar
ook, dat deze stijl vooral door de Cisterciensers werd gebruikt. Vandaar,
dat Durandus te zijner tijd de gebruikers van dezen stijl zeer terecht
„moderni" noemt.
Uit het voorgaande blijkt overtuigend, dat, willen de chronologen de
kwestie betreffende de jaarstijlen voldoende oplossen, zij niet alleen en
uitsluitend op gegevens, voorkomende in de dateeringen van charters en
andere documenten moeten letten, maar ook rekening moeten houden
met de volksgebruiken en de ontwikkeling der Kerk. De kanonisten,
liturgisten en heortologen moeten derhalve, meer dan tot heden geschied
is, geraadpleegd worden. Dat hiermede in Noord-Nederland een begin
is gemaakt, is het goede, dat uit de polemiek van Mr. Muller met den
heer Nélis is geboren. De Hollandsche vasthoudendheid en grondigheid,
gepaard met de „vivacité de l'esprit" der Belgische collega's, zullen
dat hoop en vertrouw ik, de zaak tot een goed einde brengen.
Hiermede wil ik nu geenszins het onderzoek der documenten in de
tweede plaats gesteld hebben. Integendeelofschoon ik bij ondervinding weet,
hoe moeielijk het is, uit documenten omtrent de kwestie van de jaarstijlen op
heldering te vinden. Het verbaast mij dan ook eenigszins, dat de heer
Cuvelier van mij eischt, bewijzen uit curiale documenten te leveren.
Primo is dit eene verplaatsing van de kwestie. Mijn betoog berustte op
verklaringen van autoriteiten. Willen de Belgische heeren die niet aan
nemen, welnu dan is het aan hen, door documenten aan te toonen, dat
Nilles, Petra, De Luca en Andreae niet betrouwbaar zijn. Ont
breken dergelijke documenten, dan kan een argumentum ex silentio
l) Vgl. hierover en het over volgende: Kellner, Heortologie S. 94 ff.
151
hier niet als bewijs gelden. Immers indien het zoo gemakkelijk was,
uit documenten de onderhavige kwestie op te lossen, dan voorzeker zouden
wij heden bij het enorme materiaal, dat wij bezitten, niet meer in het
onzekere verkeeren omtrent de jaarstijlen in de 15de en 16de eeuw gebruikt.
Wat nu het verwijt van den heer Nélis aangaat, ik /wil kort samen
vattend hem er op wijzen, dat het niet aangaat, iemand een beschuldiging
van „vice de méthode" aan te wrijven, wanneer zijn betoog gestaafd is
door de meest betrouwbare bronnen en autoriteiten, alleen op grond van
een „refus", een twijfel van een collega. Of de heer Nélis in dezen
geen „bévue" en een „vice de méthode" heeft begaan, laat ik aan de
beoordeeling mijner vakgenooten over.
Ik sluit met verklaring van den recensent van het opstel van Prof.
Nilles in het Historisch es Jahrbuch der Görres gesel 1-
schaft den welbekenden N[icolaas] Pjaulus]„Dem greisen Inns-
brucker Gelehrten sind die Historiker zu Danke verpflichtet, dass er sie
auf einen für die Diplomatik und Chronographie sehr wichtigen, aber
leider wenig beachteten Gegenstand aufmerksam gemacht hat".
M. SCHOENGEN.
De jaarstijl van Gervasius Cantuariensis.
Deze Kantelberger monnik, die waarschijnlijk zijne kroniek omstreeks
1188 begon te schrijven en haar vervolgde tot 1 199 2), is onder de chrono
logen voornamelijk bekend om ééne plaats, die meermalen is aangehaald
en uitgeschreven, zoo door Du Cange (in voce annus), Ideler (Hand-
buch II, blz. 332, 333), Grotefend (Zeitrechnung des deutschen Mittel-
alters I, blz. 22), Rühl (Chronologie des Mittelalters blz. 42), en die ook
hier verdient te worden herhaald 3)
„Inter ipsos etiam cronicae scriptores nonnulla dissensio est. Nam
cum omnium unica et praecipua sit intentio annos Domini eorumque con-
tinentias supputatione veraci enarrare, ipsos Domini annos diversis modis
et terminis numerant, sicque in ecclesiam Dei multam mendaciorum con-
fusionem inducunt. Quidam enim annos Domini incipiunt computare ab
Annuntiatione, alii a Nativitate, quidam a Circumcisione, quidam vero a
Passione. Cui ergo istorum magis credendum est? Annus Solaris, secun
dum Romanorum traditionem et ecclesiae Dei consuetudinem, a Kalendis
1) Historisches Jahrbuch, Bd. XXII. (1901) S. 570.
2) Ik gebruik de uitgave van Stubbs in de Rerum Britannicarum medii aev)
scriptores. In de Monumenta Germaniae historica (Scriptores t. XXVII, blz. 297 vlg.i
is alleen een uittreksel uit Gervasius, voornamelijk op Duitschland betrekking
hebbende, afgedrukt. Zie over den tijd, waarin Gervasius schreef, Stubbs Preface
blz. XX1-XXVII.
-) Blz. 88.