148 lange jaren practisch aan de Romeinsche Curie werkzaam geweest zijn. Maar er is meer, en wel een getuigenis, waaraan ik de grootste waarde hecht: het besluit zelf der synode van Munster van 1313, waarin uitdruk kelijk verklaard wordt, dat de Nieuwjaarstijl „ritus et mos Sancte Romane ecclesie" is. Deze verklaring der synode zou absoluut ondenkbaar zijn in een tijd, waarin ook in het Noorden de kanoniek-rechtelijke studiën in zoo hoogen bloei stonden, indien zij niet met de waarheid klopte. Of neemt de heer Nélis in allen ernst aan, dat eene kerkvergadering, bestaande voor het meeren- deel uit juristen want in dien tijd studeerde de hoogere geestelijkheid bijkans uitsluitend het jus canonicum ten koste van de eigenlijke theologie het zou wagen, een besluit als het onderhavige te motiveeren met een blijkbare leugen eene onwaarheid, waardoor zij zich niet alleen onster felijk belachelijk zou gemaakt hebben, maar waardoor zij bovendien in lijnrechte tegenspraak zou gekomen zijn met een besluit van een ander suffagraan-bisdom van Keulen, dat van de synode van Utrecht van 1310? En zou een dergelijk besluit wel de sanctie van de kerkelijke autoriteiten hebben verkregen Ik voor mij hecht eene grootere waarde aan een synodaal besluit der middeleeuwen. Bovendien is het gemakkelijk aan te toonen, dat toen ter tijd, behalve juristen, gevormd aan de hoogescholen van Parijs, Oxford en Orleans, ook reeds oud-leerlingen van Johannes Andreae vooral in het bisdom Munster vertoefden. Immers uit de Acta Nationis Germanicae blijkt, dat voornamelijk Saksers, dus Westfalen, te Bologna studeerden. Het is niet aan te nemen, dat deze hunne medewer king zouden verleend hebben tot eene opzettelijke vervalsching der kerkelijke wetten, of deze vervalsching met stilzwijgen zouden hebben laten passeeren, een gedrag, waardoor op de duidelijkste wijze niet alleen eene ignorantia crassa op het gebied van het jus canonicum en zijne glossatoren werd gedocumenteerd, maar dat ook gemakkelijk door in Italië studeerende tijd- genooten of aan de Curie te Rome of Avignon vertoevende landgenooten kon worden gelogenstraft. De middeleeuwsche juristen waren te trotsch op hunne waardigheid van doctor in decretis, om zich aan dergelijke gevaren bloot te stellen. Wat nu het gebruik van den Nieuwjaarsstijl in de vroegere middel eeuwen aangaat, zoo bepaal ik mij er toe te verwijzen naar de getuigenis den kanonist en liturgist Wilhelmus Durandus (geboren 1230, prof. te Bologna en Modena en in 1265 auditor generalis causarum S. Palatii, f 1292), hiervoor nader besproken door Mr. Muller en een autoriteit, die ook door den heer Nélis voor vol wordt aangezien. Daarbij voeg ik nog eene merkwaardige verklaring van den geleerden Benedictijn van Christ Church te Canterbury, Gervasius Dorobornensis (f omstreeks 1210), die, sprekende van het begin van het zonnejaar, schrijft„Annus Solaris secun- 149 dum Romanorum traditionem et ecclesiae Dei consuetudinem a Kalendis Januarii sumit initium, in diebus Natalis Domini, hoc est in fine Decem- bris, sortitur finem" Nu weet ik wel> dat deze getu'g'enis niets bewijst voor het begin van het burgerlijk jaar met 1 Januariik haal haar dan ook alleen aan, om daarmede aan te toonen, dat het eene ecclesiae Dei consuetudo was, om ten minste het zonnejaar met 1 Januari te laten beginnen, eene noodzakelijkheid, waartoe zij gedwongen werd, om den datum van het Paaschfeest te kunnen berekenen 2). Gaan wij verder terug, dan vinden wij nog een bewijs van het begin van het jaar met 1 Januari door de Kerk in den beroemden Lectionarius van Silos, die volgens zijn geleerden uitgever Dom G. Morin omstreeks het jaar 650 in het klooster van den H. Sebastianus te Silos in Spanje ontstaan is. In dit boek (een der oudste documenten op liturgisch gebied) wordt nu 1 Januari als „caput a n n i" aangegeven 3). Ook Gregorius van Tours (f 17 Nov. 594) spreekt (ten minste indi rect) van het gebruik van den Nieuwjaarstijl. Want hoewel hij, volgens het gebruik der Galliërs doorgaans met 1 Maart het jaar begint, noemt hij in de Miracula Sti Martini (IV, 4) de maand Mei de 5de maand. Hieruit volgt, dat hij de maand Januari als de eerste maand van het jaar be schouwt. Zonder eenigen twijfel was dus ook in Gallië het begin van het jaar met 1 Januari niet alleen bekend, maar ook in gebruik. Dit blijkt overtuigend uit het Concilie van Tours van het jaar 567, dat in kanon 17 bepaalde: „Excipitur tridium illud, quo ad calcandam gentilium consue tudinem patres nostri statuerunt privatas in Kalendis Januarii fieri litanias, ut in ecclesiis psallatur et hora octava in ipsis Kalendis circumcisionis missa Deo propitio celebretur" 4). Ook zal het wel aan iederen cultuur historicus bekend zijn, hoe nog eeuwen lang de heidensche feesten bij het begin van het jaar op 1 Januari, festa fatuorum of stultorum, met name in Frankrijk hebben voortgeduurd, feesten, die toen in of bij de kerken werden gevierd. Dit verschijnsel constateeren wij ook vooral te Rome en in geheel Italië. Geen verbod van Pausen of conciliebesluiten 5) konden het volk van zijn oude gewoonte afbrengen, en, gelijk zoo vaak, de kerk gaf toe, door het begin van het burgerlijke jaar tot een christelijken feestdag te maken Gervasius Cantuariensis (Rolls Series 71) I, p.88ed.W. Stubbs, Londen 1879. Rühl, Fr., Chronologie des Mittelalters und der Neuzeit. Berlin 1897, S. 24 ff. 3) Uitgegeven uit Codex 2171 nov. acqu. de la Bibliothèque Nationale de Paris, door G. MORm in Anecdota Maredsolana vol. I, 1893 F VU. verder Kellner, K. A. H., Heortologie oder die geschichthche Entwicklung des Kirchenjahres und der Heiligenfeste von den altesten Zeiten bis zur Gegenwart. 2te Aufl. Freiburg im Brg. 1906. S. 122 en 266. 4) Mansi, Coll. Cone. IX col. 796. Vgl. Rühl, Chronologie blz. 24 en de aldaar aangegeven bronnen.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1906 | | pagina 7