194 13 Juli 1870 schonk de raad hem den titel van adjunct-archivaris en op 27 Mei 1896 werd hij archivaris, nadat de titularis, Mr. A.J.Enschedé, overleden was. Hoewel steeds aan den arbeid in het belang der gemeente, wist de heer Gonnet toch tijd te vinden, een bijdrage te schrijven voor de ge schiedenis van het bisdom Haarlem en werkte hij mede aanDe oude Tijd, de Ned. Kunstbode, het tijdschrift der Maatschappij van bouwkunst en schreef hij, na Mr. Enschedé's dood, een In memoriam, dat werd opge nomen in het Ned. Archievenblad. Op 1 Mei 1880 benoemde de regeering hem tot conservator van de rijksverzameling van schilderijen in het Paviljoen in den Hout. Van die kunststukken, later overgebracht naar het Rijksmuseum te Amsterdam, stelde hij een catalogus samen en ook na de overbrenging der verzameling bleef hij rijksconservator op het Paviljoen. De raad van Haarlem koos hem op 13 Februari 1891 als lid der commissie van toezicht op het Stedelijk Museum van oudheden op het raadhuis en spoedig was hij secretaris dier commissie en kreeg daardoor gelegenheid zijn ijver en kennis te toonen, vooral door het arrangeeren van tentoonstellingen, uit de verzameling, voor het publiek. Hoe hoog de heer Gonnet bij de regeering stond aangeschreven, bleek wel uit het feit, dat hij, hoewel geen academische opleiding genoten hebbende, op 26 Februari 1886 werd benoemd tot rijks-archivaris en op 1 October van dat jaar tot archivaris van Noord-Holland. Verleden jaar benoemde H. M. de Koningin hem tot ridder in de orde van den Ned. Leeuw. Onverpoosd werkzaam, steeds bereid inlich tingen te geven en mee te speuren als hem dat verzocht wordt, verheugt de heer Gonnet zich in de achting van allen die hem kennen. Zijn 50-jarige dienst heeft een spoor nagelaten. B. en W. van 's-Gravenhage hebben ingediend een regeling omtrent de heffing van leges voor stukken uit het oud-archief der gemeente. Hierbij is het tarief gevolgd, dat op dit gebied voor de gemeenten Rotterdam en Dordrecht geldt. (Nieuwe Courant 24 Februari 1907.) In „De Schatkamer", Maandschrift voor den Heiligen Dienst, Eerste Jaargang no. 1, schrijft J. W. B. te Kerkwerve onder het opschrift Eene vraag het volgende artikel: „Onlangs kwam de ambtenaar van den Burgerlijken Stand bij mij en vorderde officieus de oude doopboeken op. Ik weigerde. Hij beriep zich op art. 27 Burg. Wetboek: „De ambtenaar van den Burgerlijken Stand is aansprakelijk voor het nauwkeurig aanhouden en bewaren der registers 195 van den Burgerlijken Stand. Hij is bewaarder dier registers." Verder op eene uitspraak van het Hof van Gelderland d.d. 17 Sept. 1862 Gemeente- Stem no. 599„Zijne werkkring strekt zich ook uit tot de registers, welke in het Gemeentearchief zijn gedeponeerd, en over de vroegere kerkelijke en andere registers van den doop, huwelijken en begravenen." De Rechtbank te Groningen had reeds vroeger (15 October 1842, zie Gemeente-Stem no. 1414) in dienzelfden geest besloten. Ik beriep mij op de missive van de Synode aan de Kerkeraden no. 294 d.d. 21 Augustus 1901, waarin o.a. staat: „Wanneer zich personen bij U of bij Uwen Voorzitter of Scriba aanmelden met het verzoek om inzage van het aan Uwe zorg toevertrouwde kerkeraadsarchief, dan verzoeken wij U hem daartoe geen gelegenheid te geven dan onder voldoend toezicht en na bekomen machtiging van het Classicaal Bestuur, waaronder Uwe Gemeente ressorteert." Mijn vraag is: zijn wij verplicht de oude doopboeken af te geven? of behoeven wij ze zelfs niet ter inzage af te geven?" In het tweede nummer is hierop nog geen antwoord verschenen. De Brusselsche correspondent van de Nieuwe Courant schrijft in het nummer van 25 Januari 1907: „Verleden Zondag is hier gesticht een Association des biblio- thécaires et des archivistes de Belgique, de eerste vereeniging van dien aard, welke in ons land wordt opgericht, dat eindelijk het voor beeld volgt van hetgeen reeds lang in andere landen werd gedaan, als Amerika, Engeland, Duitschland, Nederland, Zwitserland, Oostenrijk, Italië enz. De Association bestaat uit twee afdeelingen, één van de bibliothe carissen, de andere van de archivarissen, waarvan de werkzaamheden ge scheiden zullen zijn, doch die tweemaal per jaar, eens in Februari te Brussel, en vervolgens in September in een andere plaats van het land, een geza menlijke algemeene vergadering zullen houden. De besturen van elke afdeeling vormen met een algemeenen secretaris en penningmeester het hoofdbestuur van de vereeniging. Deze telt reeds tachtig leden en de voornaamste bibliothecarissen en archivarissen van het land maken er deel van uit." Uit het eerste nummer van het Bulletin der Vereeniging, dat behalve een verslag van de vergadering ook de statuten en een lijst der leden bevat, blijkt, dat het ledental thans reeds tot 109 gestegen is. Het twintigste congres van de Fédération archéologique et historique de Belgique zal dit jaar gehouden worden te Gent van 2 7 Augustus. De uitnoodigingen tot deelneming zijn thans rondgezonden. De prijs is uiterst laag gesteld (5 francs). Presidenten van het uitvoerend

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1906 | | pagina 30