170
aanwezig is. Voor iemand die b.v. een onderzoek wil instellen in de notulen
van de wet, is het ten enemale onverschillig, of de notulen na 1686 als
rechterlik beschouwd worden en die van 15321686 als niet-rechterlik
omdat ze geboekt zijn in registers waarin ook andere notulen staan.
Een inventaris van de rechterlike archieven moet dus volledigheidshalve
ook de registers van gemengde inhoud bevatten. Het bezwaar van de
nommering is wel niet onoverkomelik. Verder hoort in zo'n inventaris
tuis het archief van kommissarissen van huweliken. De akten van trouw
vóór schepenen of kommissarissen en de daarop betrekking hebbende
afkondigingen en andere stukken zijn toch rechterlik, al zijn ze tot nu toe
door het rijk aan de gemeenten gelaten. 1) Op verscheiden plaatsen vindt
men de trouwakten in rechterlike registers ingeschreven. 2) In een opgaaf
van de zogenaamde oude burgerlike stand van Middelburg vind ik vermeld
een register van huweliken vóór kommissarissen van huweliken, van
17961810. 3) Het is niet aan te nemen, dat deze opgaaf volledig is.
Ook de weeskamer-archieven zijn, ten minste gedeeltelik, rechterlik 4)
en komen dus geheel of voor een deel aan het rijk toe. Dat de wet
betreffende de voormalige wees- en momberkamers (1879, Staatsblad
n° 197) in art. 3 bepaalde, dat de archieven die de kommissie van
likwidasie gebruikt had, aan de besturen van de betrokken gemeenten
zouden worden teruggegeven, doet hieraan niets af, want het woord „terug"
bewijst, dat de bedoeling alleen was, de stukken daarheen te brengen
vanwaar ze gekomen waren, en niet de eigendom aan de gemeenten toe
te kennen. In ieder geval is door die wet de aard van de stukken niet
veranderd. Een beschrijving van de weeskamer-archieven in twee gedeelten,
een administratief en een rechterlik, is zeker niet wenselik, zo al mogelik.
Beschrijft men het weeskamer-archief dus in zijn geheel, dan past zo'n
beschrijving beter in de inventaris van de rechterlike dan van de admini
stratieve stukken, omdat het voornaamste gebruik dat van de weeskamer
archieven gemaakt wordt, is voor onderzoekingen betreffende familie-ver-
houdingen en kunstgeschiedenis, waarvoor ook de rechterlike archieven
met hun testamenten, inventarissen, boedelscheidingen, trouwakten enz.
gebruikt- worden. Een twede reden voor de beschrijving van het weeskamer
archief met de rechterlike archieven is het verband dat tusschen de stukken
bestaat. Het in de „inventaris der rechterlijke archieven van Middelburg"
beschreven archief van burgemeesters en schepenen b.v. bevat 11 „registers
Vlg. Notulen van de vijfde b ij eenkomst der rijksarchi-
va rissen, 9—14.
2) Archievenblad, X, 207, en lijst van aanwinsten achter het V e r s 1 a g
van het Algemeen Rijksarchief over 1892, n° 10a.
Algemeen Nederlandsch Familieblad, VI, 219.
i) Archievenblad, VI, 2—11, en X, 211.
171
der weezen", inhoudende verzoekschriften in zaken van het beheer van
wezegoederen aan burgemeesters en schepenen, met beschikkingen (n° 12),
en 5 registers van sekluzieën van de weeskamer (n° 13).
Vraagt men, wat de reden kan geweest zijn, dat deze uitgaaf niet een
volledige aanwijzing geeft van wat er aan rechterliks in het Middelburgse
archief aanwezig is, dan zal het antwoord misschien moeten luiden, dat
de samensteller vreesde, daardoor een wapen aan het rijk in de hand te
geven om te eniger tijd ook de niet in het proses-verbaal van bruikleen
vermelde stukken op te vorderen. Men zou hier dan een gevolg zien van
de halfslachtige regeling, dat het rijk zich alleen de rechterlike stukken
aantrekt en niet de andere, even belangrijke helften van de oude plaatselike
archieven. De betekenis van die archieven is m. i. zo groot, dat de staat
ten opzichte van deze in hun geheel, dus zonder splitsing, moest doen
wat hij nu alleen ten opzichte van de rechterlike archieven doet (zelf
bewaren of in bruikleen geven).
Leverde de splitsing van het Middelburgse archief moeielikheid op
door het voorkomen van registers van gemengd administratieve en rechter
like inhoud, een andere moeielikheid, die zich in kleinere archieven dik
wijls voordoet, kwam hier niet voor. Ik bedoel de moeielikheid gelegen
in de inhoud van de stukken. In de archieven van het platteland, waar
het zelfde „gerecht" bestuurde en rechtsprak, heeft het dikwijls veel bezwaar
om de aard van de stukken vast te stellen, b. v. van verklaringen, bezich
tigingen, metingen, die bedoeld kunnen zijn als handelingen van vrijwillige
rechtspraak of van bestuur. Waar, zoals in Middelburg, zuiver rechterlike
lichamen bestonden, zijn van zelf alle stukken van die lichamen rechterlik
en was een onderzoek van hun inhoud overbodig.
Die rechterlike lichamen, waarvan de, niet meer volledige archieven
achtereenvolgens beschreven worden, zijn de wet, of burgemeesters en
schepenen, sedert 1795 de rechtbank geheeten, zeven kommissies (de
kamer van kleine zaken, het kantoor van registratuur, de kamer van dezolate
boedels, het kantoor van finansie en konsinjasie, de kamer van assuransie,
kommissarissen van het zee- ot waterrecht, en kommissarissen ter judikature
over de nasionale middelen te lande), de kollezjes met rechtsgebied buiten
de stad (keurschepenen van stadsambachten, provizor en dekenen van
Walcheren, en de opgevolgde kommissarissen van het landrecht) en eindelik
de regenten van het tuchthuis, in het geheel dus elf. Ieder archief is,
voorzover daartoe aanleiding bestond, verdeeld in afdelingen voor gemengde
zaken, krimineele zaken, rechtspraak in siviele zaken en vrijwillige recht
spraak. De in het laatst van de 15e eeuw begonnen registrasie kende slechts
twee rubrieken van stukken, krimineele en siviele, zoowel kontensieuze
wrw,w l"L' k'z- XXV (waar in regel 2 voor 1523 zal moeten gelezen worden 1530),
XXVIU, XXIV en LX.
o