86
dan tot het aanvoeren van eenige autoriteiten heeft hij het nog niet ge
bracht. Er is wel hoop, dat hij thans zelf de zaak eens ernstig zal gaan
overwegen; wie weet, of hij zich dan nog niet bekeert?
S. MULLER Fz.
Oe jaarstijl der Middelburgsche abdij.
Reeds vroeger (Archievenblad 1901/2 blz. 25) heb ik mede
gedeeld, dat de Middelburgsche abdij het jaar met 1 Januari begon. Ik
voegde er toen bij„de gronden, waarop deze conclusie steunt, kunnen
hier niet uiteengezet worden, ik hoop dat later elders te doen". Mijn
voornemen was toen om met de uiteenzetting van de gronden, waarop
mijne conclusie aangaande den jaarstijl der abdij berust, te wachten, totdat
het ontworpen Handboek der Nederlandsche chronologie verscheen, waarin
de zaak toch behandeld moest worden. Ten slotte echter ben ik van dat
plan teruggekomen, deels omdat ik niet weet, hoe lang het nog duren kan,
eer het bedoelde Handboek het licht ziet, deels omdat het toch ook ondoen
lijk zou zijn om de quaestie in dat Handboek zoo uitvoerig uiteen te
zetten, als ik thans wenschelijk oordeel. Want na de discussie, in de
Revue des Bibliothèques et des Archives gevoerd tus-
schen de heeren Muller en Nelis, schijnt het van belang vast te stellen,
dat eene stichting als de Middelburgsche abdij, die deels in betrekking-
stond tot het kerkelijk gezag van Utrecht, deels tot het wereldlijke van
de graven van Holland, reeds in het midden der 14de eeuw noch den
Kerst- noch den Paaschstijl volgde, maar in deze haar eigen weg ging
Ik beperk mij daarom althans voorloopig -- tot de oorkonden na 1310,
die dus dateeren uit een tijdvak, waarin de stijlen van de kerkelijke en van
de wereldlijke overheid der abdij aan geen twijfel onderhevig zijn. Daar
tusschen Paasch- en Boodschapstijl en tusschen Kerst- en Jaarsdagstijl dik
wijls moeilijk kan worden onderscheiden, wensch ik te beginnen met te
onderzoeken, of in de abdij het jaartal veranderde in den winter (Kerst
en Jaarsdagstijl) of wel in de lente (Paasch- en Boodschapstijl).
Vooraf vestig ik evenwel de aandacht op een stuk van 6 Februari
Muller croit encore trouver une preuve en faveur de son système
chronologique dans ce fait, qu' au XVle siècle le style du lcr Janvier est employé
dans toutes les chancelleries des Pays-Bas actuels. Un usage si communément
admis doit necessairement avoir des origines anciennes et plonger des racines dans
les habitudes des Xlle et Xlüe siècles ou rernonter plus haut encore. Ce raisonrie-
ment aurait une grande force démonstrative si 1' auteur parvenait
a retablir au moyen de deux ou trois exemples Ia continuité de la
coutume du Dr Janvier depuis cette époque jusqu' au XVle siècle."
(Nelis in de Revue t. IV pp. 278 en 279.)
2) Tenzij het tegendeel uitdrukkelijk is gezegd, komen de volgende stukken
onder de aangehaalde nnmmers van de Regestenlijst der abdij voor.
87
1435 (Archief der O. L. V. a b d ij t e M i d d e 1 b u r gRegesten-
lijst 4) no. 726), waarbij de abt belooft 1200 Bourgondische schilden te
betalen, die de hertog van Bourgondië „bewijst heeft Adriaen Gillis' filius
te ontvangen van ons ende van onsen clooster", gegeven „na den loep
van den gheesteliken hove". Hier volgt de abt dus den Kerststijl.
Ten tweede vermeld ik eene akte, waarbij de abt van Middelburg
iemand tot onderdijkgraaf van de Vijf ambachten in Walcheren benoemt
(nr. 804). Zij is verleden „den yersten dach van Februario in den jare
ons Heren dusent CCCC ende tzestich na scriven des hoofs van Utrecht".
Ook hier is dus de Kerststijl gebezigd.
Uit deze stukken schijnt te blijken, dat in de Middelburgsche abdij
de Kerststijl gebruikelijk was. Ik meen echter die conclusie als voorbarig
te moeten afwijzen. Juist het feit, dat in deze stukken uitdrukkelijk wordt
verklaard, dat de stijl van Utrecht gebezigd is, doet mij aan de dateering
er van minder waarde hechten, nu het er om te doen is vast te stellen,
welken stijl de abdij regelmatig gebruikte. Immers de bijvoeging van
den gebezigden stijl is evenzeer op hare plaats, in geval men om de eene
of andere bijzondere reden gebruik maakt van een anderen stijl, dan men
gewoonlijk volgt, als zoo men zijn gewonen stijl bezigt, maar vreest, dat
de lezer wellicht niet weet, welken stijl men gewoon is te gebruiken. Inder
daad tegenover deze twee charters, waarin de Kerststijl gebezigd wordt,
kan gewezen worden op verschillende andere dateeringen alle betrekking-
hebbende op de afhooring van de rekeningen van den ontvanger van het
grafelijk slot te Oostkapelle (nrs. 1441, 1444, 1449, 1476, 1478, 1483,
1489), die verleden zijn „stylo curie Hollandie", „stijl van Hollandt",
„nair tschryven thoofs van Hollant", of hoe verder de Paaschstijl is uit
gedrukt. Even weinig als nu uit deze stukken volgt, dat de abt gewoon
was zich van den Paaschstijl te bedienen, evenmin kan men uit de beide
eerst aangehaalde charters eene conclusie trekken omtrent het gewoon
gebruik van den Kerststijl door den abt.
Duidelijker spreken in dit opzicht de volgende stukken
De datum van een charter van 1344 „sabbato post purificationem
beate Marie" (no. 324) moet herleid worden tot 7 Februari 1344 met uit
sluiting van den Paaschstijl want het is eene voordracht van den abt
aan den Domproost om zekeren Nycholaus Nicholaus' zoon tot koster van
Hoogelande te benoemen, welke voordracht natuurlijk is voorafgegaan aan
den last van den officiaal (die den Kerststijl gebruikte) om van die voor
dracht afkondiging te doen in de kerk van Hoogelande d.d. 1344 „feria
quinta post beate Scolasticae virginis" d.i. 12 Februari 1344 (zie no. 325).
Eveneens droeg de abt iemand voor voor de cure van Tser-Poppen-
Hier, en waar het in het vervolg stukken geldt, verleden tusschen 1 Januari
en 25 Maart, begrijp ik onder den Paaschstijl ook den stijl van Maria Boodschap.