106
voor rekening van de beide bewerkersde heeren Brugmans en Oppermann.
Ook het oorspronkelijke prospectus, dat op het contract met de commissie
steunde, moet nu als vervallen beschouwd wordende uitgever is dus
niet meer gebonden aan de daar opgegeven prijzeninderdaad is er
geene enkele reden om daarbij langer aan de leden der Vereeniging van
Archivarissen, die bij de uitgave in het geheel niet meer betrokken is,
bijzondere voordeelen toe te kennen. Hoewel dus de getroffen regeling
dit nadeel heeft, dat de beoogde uitgave zonder medewerking van onze
vereeniging tot stand komt, wat te betreuren is, staat daartegenover het
groote voordeel, dat de kans, dat het Handboek tot stand zal komen,
er onmiskenbaar door verbetert terwijl ten slotte, zoo onze Vereeniging
aan dat werk geen deel zal hebben, dit toch slechts hierdoor veroorzaakt
wordt, dat er onder onze leden niemand zich beschikbaar stelde om die
taak op zich te nemen.
R. FRUIN.
Ambtenaren van den Burgerlijken Stand.
De heer Mr. R. Fruin heeft de vraag, wie bewaarder is der afgesloten
registers van den burgerlijken stand, uit een wetenschappelijk oogpunt
besproken. (Zie jaargang 1905 1906, bladz. 116 volg. en 191.) Het zij
mij vergund thans de praktische zijde daarvan te bespreken.
Art. 27 B. W. zegt: „De ambtenaren van den burgerlijken stand of
andere bewaarders zijn, ieder voor zooveel hem aangaat, aansprakelijk voor
het richtig houden en bewaren der registers".
„Elke verandering, elke vervalsching in de akten, elke inschrijving
op een los blad, mitsgaders alle overtreding, tegen de voorschriften van
dezen titel begaan, kunnen aan partijen grond opleveren om tegen die
ambtenaren of bewaarders schadevergoeding te eischen".
„Van de overtredingen, tegen de voorschriften van dezen titel (III)
door de ambtenaren van den burgerlijken stand begaan, waartegen bij de
artikelen 466, 467 en 468 1°. van het Wetboek van strafrecht is voorzien,
neemt de burgerlijke rechter kennis".
„Ingeval van overtreding tegen die voorschriften, door andere be
waarders begaan, kunnen deze door den burgerlijken rechter worden
verwezen in eene geldboete van ten hoogste honderd gulden".
Uit dat artikel blijkt, dat de ambtenaren van den burgerlijken stand
bewaarders zijn van registers van den burgerlijken stand, terwijl uit dat
Onder het afdrukken dezes vernemen wij, dat het zeker is, dat de uitgave
der heeren Brugmans en Oppermann doorgaat. De zaak zal met kracht worden
aangevat. red.
107
artikel in verband met art. 22 B. W. blijkt, dat de beheerder van de
griffie der arrondissements-rechtbank (d. i. de griffier) onder de andere
bewaarders behoort. (Zie ook de Consulaire wet.) Als zoodanig zijn zij
verplicht de kantmeldingen te maken, waarvan in de artt. 25 en 73 B. W.
gesproken wordt.
Mr. Fruin beweert, dat niet de ambt. v. d. b. s. maar de gemeente
secretarissen bewaarders zijn van de registers v. d. b. s., welke in de
gemeente-archieven moeten berusten (art. 22 B. W.). Indien dit werkelijk
zoo is, dan zullen de gemeente-secretarissen het in hunne macht hebben
om aan de ambtenaren v. d. b. s. te weigeren hun de registers v. d. b. s.
ter hand te stellen, indien de ambtenaren v. d. b. s. daarin kantmeldingen
willen bewerkstelligen. Men kan hun die macht niet ontzeggen, indien
men hen beschouwt als de bewaarders der registers, welke in het gemeente
archief zijn overgebracht.
Niettegenstaande die tegenwerking zullen de ambtenaren v. d. b. s.
strafbaar zijn, indien zij de vereischte kantmeldingen niet verrichten, want
door hen wordt dan eene ambtsverrichting nagelaten. Op overmacht
kunnen zij zich niet beroepen, want daartoe is het noodig te bewijzen,
dat zij een feit hebben begaan, waartoe zij zijn gedwongen (Art. 40 S. R.),
wat hier niet het geval zou zijn.
De gemeente-secretarissen zullen derhalve, indien zij de registers in
bewaring hebben, ongestraft de macht hebben om de ambtenaren v. d. b. s.
herhaaldelijk aan vervolgingen vanwege de justitie bloot te stellen (artt. 27
en 28 B. W.), zonder dat de ambtenaren v. d. b. s. bij machte zullen
zijn daaraan een einde te maken. Wegens misbruik van gezag (art. 365 S. R.)
zullen de gemeente-secretarissen niet kunnen worden gestraft, indien zij
als de bewaarders moeten worden beschouwd, want dan zouden zij de
kantmeldingen moeten bewerkstelligen.
Neemt men echter met den Hoogen Raad aan, dat de ambtenaren
v. d. b. s. de bewaarders der registers zijn en dus de kantmeldingen
moeten verrichten, dan zullen de gemeente-secretarissen, die weigeren de
registers v. d. b. s. aan de ambtenaren v. d. b. s. ter hand te stellen,
ten einde kantmeldingen te maken, strafbaar zijn. Maar wie zal die wei
gering constateeren, opdat eene strafvervolging kan worden ingesteld
De ambtenaren v. d. b. s. zijn hiertoe niet bevoegd, omdat zij niet be-
hooren tot de ambtenaren, aan wie het opsporen van strafbare feiten is
opgedragen (art. 8, 401, S. V. en Arr. v. d. Hoogen Raad van 17 April
1900, W. v. h. R., no. 7434).
Een ambtenaar v. d. b. s. zal, wanneer hij zich tot een onwilligen
secretaris vervoegt om een register v. d. b. s. te ontvangen, dus verplicht
zijn zich telken male te doen vergezellen van den burgemeester, commissaris
van politie of veldwachter, opdat de weigering van den gemeente-secretaris