102
nos. 747 en 748). Ook in II, no. 766 is misschien Paaschstijl gebruikt,
vergelijk datum.
XI. Oork. II no. 926. „Donnees a Paris le lundi apres Typhaine,
Ian de grace mil deus eens quatrevinz et quinze." Uit de geschiedenis
blijkt, dat hier geen Jaarsdagstijl kan gebruikt zijn. Het verdrag van
Floris met Frankrijk werd begin 1296 gesloten. De datum wordt: 9Januari
1296 (V. d. Bergh verkeerd: 8 Januari).
Zeer waarschijnlijk Paaschstijl hebben:
I. De Fremery, no. 190. „Datum feria quarta post dominicam in
Passione Domini, anno Domini MCCLXX sextö." Zie noot van De Fre
mery aldaar.
II. De Fremery, no. 192. „Datum in dominica Palmarum, anno
Domini MCCLXX sexto." Zie De Fremery's noot en dezelfde in B ij d r.
4e r. I, p. 140.
III. Oork. II no. 692. „In orconde van desen brief gegeven te
Brucele in ons Heren jaer MCCLXXXIX des Woensdages voir Palmen."
Hierin is waarschijnlijk Paaschstijl gevolgd, want dan is Floris' aan
wezigheid te Brussel bij den hertog van Brabant eerst te verklaren. Immers
in 1290 riep hij diens hulp in bij zijne moeilijkheden met Zeeland.
IV. Oork. II, no. 768. „Ghegheven des Dynxdaghs voir Paesschen,
int jaer ons Heeren duysent tweehondert ende tnegentigh, tot Middelburgh."
Zie over dezen brief: De Fremery in Bijdr. 3e r. IX, p. 137 en vlg.
V. Oork. II no. 817. Eene vergelijking met no. 823 duidt o. i. op
Paaschstijl.
VI. Oork. II no. 840. Door V. d. Beroh terecht met Paaschstijl
gebracht op 25 Maart 1293. Gebruikt men Jaarsdagstijl, dan krijgt men
2 April 1292 en toen was Floris te Aelbrechtsberg (Zie hiervoor: „Zeker
Jaarsdagstijl no. IV).
Trachten wij nu uit het vorenstaande een systeem te krijgen om te
weten, hoe met stukken van Floris V te handelen.
Reeds dadelijk springt in het oog, dat wij bij ons onderzoek een
grooter aantal stukken tot Paasch- dan tot Jaarsdagstijl konden terugbrengen.
Dit doet vanzelf het vermoeden opperen, dat bij Floris V te meer waar
dit bij zijn vader en zijn oom en tante het geval was Paaschstijl regel
was. Om nu te kunnen aantoonen, dat Jaarsdagstijl uitzondering was,
zouden wij van de vijf stukken, die zeker en van de vier, die waarschijnlijk
volgens dezen stijl gedagteekend zijn, moeten vinden, of er ook een reden
Hier een opgave van enkele stukken, waarvoor ik geen oplossing vond;
misschien is een ander gelukkiger. Oork. II. nos. 307, 308, 538, 630, 811, nalez.no.
72; De Fremery nos. 175, 176 (te verg. met oork. II, no. 303), 177, 180 (te verg. met
oork. nalez. no. 60), 206.
103
is, waarom juist in die stukken de ongebruikelijke Jaarsdagstijl gevolgd is.
Het valt ons dan direct op, dat er vier (Oork. II, nos. 246, 379, 689
en 694) op Utrecht betrekking hebben en aldaar in de bisschoppelijke
kanselarij, waar onder Jan van Nassau Jaarsdagstijl regel was kunnen
opgesteld zijn.
Twee er van (Oork. II, nos. 636 en 764) hebben op Middelburg
betrekking, doch ik weet niet, of in de abdij aldaar Jaarsdagstijl gebruikelijk
washoewel ik dit wel vermoed. 2) Een brief (II no. 689) heeft Jaarsdagstijl,
omdat zooals wij reeds zeiden hij in verband staat met de heeren
van Voorne.
Voor twee stukken (II, no. 669 en 820), het eene betreffende Dordrecht,
het andere Stavoren, weet ik geen reden. Welke stijl volgde Dordrecht in
de XHIe eeuw
Ik meen dus tot de conclusie te mogen komen, dat in Floris' kanse
larij hoofdzakelijk de Paaschstijl gebruikt werd. Echter waren er ook ge
vallen een absolute regel wanneer dit gebeurde, zal wel nooit aan te
geven zijn, daar deze wel nooit bestaan heeft waarin Jaarsdagstijl
gevolgd werd.
Elk stuk moet dus aan een speciaal onderzoek onderworpen worden
of, zooals de archivaris Poncelet het zoo juist uitdrukt 3)„en diplomatique,
comme en beaucoup d'autres matières, les régies comportent des excep
tions et toute date pouvant être interprétée différemment doit être
souinise a un examen approfondi".
Brussel, Juli 1906. HENRI OBREEN.
Het Handboek der Nederlandsche Palaeographie.
De commissie tot het samenstellen van een handboek der Nederlandsche
palaeographie, in het laatst van 1900 ingesteld, is dezer dagen ontbonden
zonder de haar opgedragen taak te hebben kunnen volbrengen. Het zij
den ondergeteekende, die door het Bestuur der Vereenigirig van archiva
rissen met de leiding der commissie was belast, vergund kortelings reken
schap te geven van de verschillende omstandigheden, die tot dit droevig
resultaat hebben samengewerkt.
De geschiedenis van het plan om zulk een handboek samen te stellen
en van de eerste werkzaamheden der commissie tot de verschijning van
het prospectus, dat gedateerd is van Januari 1903, behoeft hier niet te
Muller, Ac. p. 338.
2) Het is inderdaad zoo; zie het vorige artikel. Red.
3) Archives beiges, 8e année, p. 55 (25 mars 1906).