96 „Datum anno Domini MCCLVIII in die beate Gertrudis, apud Rinsborch". Argument alsvorenPaaschstijl 17 Maart 1259. Het is eene herhaling van het sub III genoemde stuk. V. Oork. II, no. 60. „Datum anno Domini MCCLIX, feria sexta ante purificationem beate Virginis". Jaarsdagstijl 31 Januari 1259, Paasch stijl 30 Januari 1260. Welke stijl hier aangenomen moet worden is onzeker; echter is V. d. Beroh's 31 Januari 1260 zeker fout. VI. Duvivier, La Querelle des d'Avesnes et des Dam- pierre. Preuves no. CCCVII (II, p. 547): „Ce fu fait l'an del incarnation nostre Seignour mil CCLX, le jour del Apparition". Door Duvivier volgens Paaschstijl op 6 Januari 1261 gebracht, ook Jaarsdagstijl (6 Januari 1260) kan hier gebruikt zijn. Het is onzeker, wat men hier kiezen moet. Na hare voogdij, kunnen wij de volgende stukken van Aleyd nog onderzoeken VII. De Geer. D. Orde, no. 512 (Oork. Nalezing no. 62, in regest). „Datum anno Domini MCCLXX VIII, feria quarta post Reminiscere." Door de Geer op 16 Maart 1278—'79, door V. d. Berqh op 1 Maart 1279 gesteld. Beide gevallen: Jaarsd. 16 Maart 1278, en Paaschstijl 1 Maart 1279 zijn hier mogelijk. VIII—X. 1°. De Fremery. Suppl. oork. no. 217 (Oork. II no. 494 in regest). 2°. Oork. II, no. 495 in regest. 3°. De Geer. D. orde, no. 270 (Oork. II, no. 496, in regest) Alle drie gedateerd: „Datum anno Domini MCCLXXXIII, feria secunda post Invocavit". De Fremery herleidt (1°.) met behulp van Jaarsdagstijl (8 Maart 1283), V. d. Berqh (1 2°. en 3°.) en De Geer (3°.) met Paaschstijl (28 Februari 1284). Dezen laatsten stijl lijkt ons gewenscht, indien wij mogen aannemen, dat Aleyd deze testamentaire bepalingen niet lang voor haren dood genomen heeft, en deze viel voor tusschen 1 Maart en 9 April 1284 2). Otto van Gelre, voogd van Holland. Slechts één stuk is ons hierbij van dienst. De Fremery, no. 143. „Datum apud Middelborgh in vigilia Purifi- cationis beate Marie, anno Domini MCC sexagesimo tercio." M. i. heeft Db Fremery hier terecht volgens Jaarsdagstijl dit stuk op 1 Februari 1263 gebracht, want op 22 Januari te voren had Otto door den gelukkigen slag op de Vernouts-ee zich van de voogdij over Holland verzekerd; 1 Februari te Middelburg is dus zeer waarschijnlijk. Ook in zijne Geldersche stukken volgt hij den Jaarsdagstijl (Kerststijl?) Het stuk Oork. II no. 413 is waarschijnlijk ontstaan door een verkeerde opgave voor II no. 496. 2) Ik kan hier nu niet uitleggen, waarom deze twee data vaststaan als grenzen voor Aleyds sterfdag. 97 Floris V. Hier komen wij op veel moeilijker terrein. Beschouwen wij eerst eens wat er reeds over de stijlen in Floris' stukken gezegd is. Volgens De Fremery') bezigde Floris den Paaschstijl niet (bewijzen: Oork. II. nos. 669 en 820)Fruin 2) trekt hieruit deze conclusiedat er dus twee dateeringen volgens den Kerststijl voorkomen en er geen bewijzen voor Paaschstijl zijn. De Fremery 3) haalt dan nog een stuk aan, waarin Jaarsdagstijl (geen Paaschstijl) gebruikt is (Oork. II no. 246) en zegt verder, dat al zou men brieven vinden, waarin de Paaschstijl gebezigd was, dit nog geen reden zou zijn dezen als regel aan te nemen. Fruin 4) liet zich door de twee stukken, waarin Jaarsdagstijl gebruikt was 5), er niet van afbrengen deze als uitzonderingen te beschouwen en vooralsnog Paasch stijl als regel aan te nemen. Daarop bracht De Fremery r') zelf een stuk aan, waarbij Paaschstijl gebruikt was (Suppl. oork. no. 199). Bij voortgezette studie vond De Fremery7) een charter volgens Paaschstijl (Suppl. oork. no. 192), een ander volgens Jaarsdagstijl gedateerd (Oork. II no. 636). Men ziet, er is dus onzekerheid genoeg! Wel hebben wij een groot aantal stukken van Floris V over uit den termijn 25 Dec.—Paschen, want de graaf was gewoon den winter in zijn graafschap door te brengen (hierop zijn slechts drie keeren uitzonderingen te constateeren), doch deze oorkonden helpen ons niet veel, daar slechts enkelen ons een zekere aan wijzing geven. Ieder schrijver zoekt dan ook op zijne wijze zijnen weg in dezen doolhof: Van den Berqh met schrikbarende stelselloosheid, dan herleidt hij data volgens den Jaarsdag-, dan volgens den Paaschstijl, soms (o.a. II, nos. 767 en 812) hetzelfde stuk volgens de twee stijlen. De Fremery, volgens zijn systeem 8) herleidt alle volgens Jaarsdagstijl, tenzij Paaschstijl blijkt. Van de stukken van Graaf Floris V zijn gedateerd Zeker volgens den Jaarsdagstijl. I. Oork. II no. 669. „Ghegheven in den Hage opten derden dach van April, int jaer ons Heren dusent twee hondert neghen ende tachtich." Bijdr. 3e r. IX, p. 136 en vlg. 2) Ibid. X, p. 146, 2e pag., not 2. 3) Ibid. p. 60, le pag., p. 163, 2e pag. 4) Ibid. p. 181 en 182, 2e pag. s) Oork. II, nos. 669 en 820; van no. 246 had De Fremery het z. i. niet bewezen. 6) Ibid. p. 184. 7) Ibid. 4e r., I, p. 140. 8) Bijdr. 3e r. X, p. 165, 2e pag.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1906 | | pagina 13